Update
Geachte mevrouw/heer,
Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan.
Rechtspraak
In deze nieuwsbrief vindt u een overzicht van de rechtspraak die de afgelopen twee weken op www.or-updates.nl is gepubliceerd.
Onderaan deze mail vindt u handige linkjes met weekoverzichten per instantie en kunt u de pdf met alle nieuw toegevoegde samenvattingen van ondernemingsrechtelijke uitspraken vanaf de website downloaden.
Ik licht de volgende uitspraken hier voor u uit:
Gewezen CEO/RoodMicrotec N.V.
In OR 2021-0327 wil een gewezen CEO van een beursvennootschap tijdens de wettelijke bedenktijd van een vaststellingsovereenkomst tot beëindiging van zijn dienstverband een deel van zijn optiepakket omzetten in aandelen. De beursvennootschap weigert het verzoek met een beroep op het verbod op handelen met voorkennis, aangezien de financiële regeling in de vaststellingovereenkomst nog niet is gepubliceerd. De gewezen CEO stelt schade te hebben geleden doordat hij door de weigering een gunstig verkoopmoment op de beurs heeft misgelopen. De kantonrechter wijst in eerste aanleg een deel van de vordering toe, maar de gewezen CEO is niet tevreden met het door de kantonrechter begrote schadebedrag en het feit dat zijn vordering enkel voor een deel van zijn optierechten is toegewezen. Het hof oordeelt in hoger beroep dat de kantonrechter bij de schadeberekening terecht de gemiddelde beurskoersen heeft gehanteerd.
P.E.A.M. Gerritse q.q./(Indirect) bestuurders van het failliete PEP Onderhoud Service B.V.
In OR 2021-0315 spreekt een curator de bestuurder, de indirect bestuurder en de feitelijk beleidsbepaler van een vennootschap aan op grond van artikel 2:248 BW, omdat zij de administratieplicht die is neergelegd in artikel 2:10 BW zouden hebben geschonden. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen tegen de feitelijk beleidsbepaler moeten worden afgewezen, omdat de curator deze niet tijdig gestuit heeft en zij daardoor verjaard zijn. De vorderingen tegen de bestuurder en de indirect bestuurder zijn volgens de rechtbank echter niet verjaard; hoewel de curator in de stuitingsbrief sprak over een vordering op grond van wanprestatie, kon uit de context worden opgemaakt dat het in feite ging over vorderingen op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. De rechtbank wijst de vorderingen van de curator ex artikel 2:248 jo. 2:10 BW af. Hierbij wordt in het midden gelaten of de debiteurenadministratie van de vennootschap zo gebrekkig was dat daarmee de administratieplicht van artikel 2:10 BW is geschonden, omdat er hoe dan ook geen sprake is van causaal verband tussen de mogelijke schending van de administratieplicht en het faillissement van de vennootschap. Aan het faillissement van de vennootschap liggen volgens de gedaagden andere factoren ten grondslag, zoals sterke concurrentie, privéproblemen van de indirect bestuurder en verminderde opdrachten als gevolg van de financiële crisis, welke factoren door de curator onvoldoende zijn weersproken.
Curator/Bestuurders = Doen B.V.
In OR 2021-0323 stelt een curator een indirect bestuurder van een failliete bv aansprakelijk voor het boedeltekort op grond van artikel 2:248 BW. De bestuurder slaagt niet in de weerlegging van het bewijsvermoeden en ook niet in de vordering tot vrijwaring ten aanzien van zijn voormalige handelspartner. Omdat de directe bestuurder een Engelse vennootschap is waardoor artikel 2:11 BW niet van toepassing is, houdt de rechtbank de indirect bestuurder aansprakelijk als feitelijk beleidsbepaler.
N.J.H. Leferink q.q./(Middellijk) bestuurders gefailleerde B.V.
In OR 2021-0326 heeft de curator van een failliete vennootschap geen administratie aangetroffen en een jaarrekening is niet gedeponeerd. De rechtbank oordeelt dat de (indirecte) bestuurders van de failliete vennootschap de administratieplicht en de deponeringsplicht hebben geschonden en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het boedeltekort wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur. De rechtbank legt daarnaast aan de bestuurders een bestuursverbod van vijf jaar op.
Onze zoekfunctie
Wist u dat OR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief?
Onze website biedt u bijvoorbeeld de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zo kunt u bijvoorbeeld zoeken op onderwerp, instantie, rechter of advocaat.
Kijk hier voor meer informatie over de mogelijkheden.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de ondernemingsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, dan kunt u mailen naar or-updates@budh.nl. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar info@boomjuridisch.nl.
Met vriendelijke groet,
Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Een gewezen CEO van een beursvennootschap wil tijdens de wettelijke bedenktijd van een vaststellingsovereenkomst tot beëindiging van zijn dienstverband een deel van zijn optiepakket omzetten in aandelen. De beursvennootschap weigert het verzoek met een beroep op het verbod op handelen met voorkennis, aangezien de financiële regeling in de vaststellingovereenkomst nog niet is gepubliceerd. De gewezen CEO stelt schade te hebben geleden doordat hij door de weigering een gunstig verkoopmoment op de beurs heeft misgelopen. De kantonrechter wijst in eerste aanleg een deel van de vordering toe, maar de gewezen CEO is niet tevreden met het door de kantonrechter begrote schadebedrag en het feit dat zijn vordering enkel voor een deel van zijn optierechten is toegewezen. Het hof oordeelt in hoger beroep dat de kantonrechter bij de schadeberekening terecht de gemiddelde beurskoersen heeft gehanteerd. 21-09-2021
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Ontslag stichtingbestuurders wegens wanbeheer. In eerste aanleg heeft de rechtbank alle bestuurders van een stichting ontslagen vanwege wanbeheer. Het wanbeheer betrof ten aanzien van twee bestuurders het overnemen van de aan de stichting verbonden onderneming zonder een daartoe strekkend bestuursbesluit en tegen de uitdrukkelijke wil van de andere bestuurder in. Ten aanzien van deze andere bestuurder betrof het wanbeheer het zich onttrekken aan zijn verantwoordelijkheden van bestuurder. Het hof vernietigt het ontslag van deze andere bestuurder, omdat hij zich naar het oordeel van het hof niet heeft onttrokken aan zijn verantwoordelijkheden als bestuurder en onvoldoende is gebleken dat hij de voortzetting van de activiteiten van de stichting in de weg heeft gestaan, en bekrachtigt het ontslag van de twee andere (ex-)bestuurders. 12-08-2021
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 6:162 BW wegens selectieve betaling. De bestuurder van een stichting is in eerste aanleg, op vordering van een onbetaald gebleven schuldeiser van de stichting, veroordeeld tot vergoeding van schade wegens bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 6:162 BW. De aansprakelijkheid houdt verband met selectieve betalingen die naar het oordeel van de rechtbank door de stichting zijn verricht, waardoor de benadeelde schuldeiser onbetaald bleef. De bestuurder van de stichting gaat in hoger beroep. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank, omdat selectieve betaling op zichzelf niet onrechtmatig is jegens een onbetaald gebleven schuldeiser en aan bestuurders in beginsel betalingsautonomie toekomt. 25-05-2021
Rechtbank
- Rechtbank Gelderland Bestuurders van een failliete vennootschap zijn aansprakelijk voor het boedeltekort op grond van artikel 2:248 BW, omdat zij een risicovolle concernstructuur hebben opgezet. De failliete vennootschap verrichtte diverse werkzaamheden voor groepsvennootschappen, terwijl daar geen adequate vergoeding tegenover stond. De vergoeding voor de verrichte werkzaamheden was afhankelijk van de omzet en de winst (of het verlies) van de groep als geheel. Vanwege de tegenvallende resultaten binnen de groep is ervoor gekozen het verlies zo te verdelen dat dit heeft geleid tot het faillissement van deze ene vennootschap. Hiermee hebben de bestuurders zich schuldig gemaakt aan kennelijk onbehoorlijk bestuur. Omdat het faillissement hierdoor is veroorzaakt, zijn de bestuurders aansprakelijk voor het boedeltekort. 15-09-2021
- Rechtbank Oost-Brabant Een curator stelt de (feitelijk) bestuurder van een failliet melkveebedrijf aansprakelijk voor het boedeltekort en/of de schade. De rechter oordeelt dat gedaagde niet kwalificeert als feitelijk bestuurder, niet de boekhoudplicht en publicatieplicht heeft geschonden, zichzelf als medeschuldeiser niet achter had hoeven stellen en andere schuldeisers dus niet heeft benadeeld door geld naar zichzelf over te boeken en ook anderszins niet aansprakelijk is. De rechtbank wijst de vorderingen van de curator af. 15-09-2021
- Rechtbank Rotterdam Een curator vordert een civielrechtelijk bestuursverbod. De rechtbank wijst de vordering bij verstek toe. Wel gaat het bestuursverbod pas in als de veroordeling op grond van artikel 2:248 BW onherroepelijk is. 15-09-2021
- Rechtbank Noord-Holland Een curator stelt een indirect bestuurder van een failliete bv aansprakelijk voor het boedeltekort op grond van artikel 2:248 BW. De bestuurder slaagt niet in de weerlegging van het bewijsvermoeden en ook niet in de vordering tot vrijwaring ten aanzien van zijn voormalige handelspartner. Omdat de directe bestuurder een Engelse vennootschap is waardoor artikel 2:11 BW niet van toepassing is, houdt de rechtbank de indirect bestuurder aansprakelijk als feitelijk beleidsbepaler. 08-09-2021
- Rechtbank Oost-Brabant Een curator spreekt de bestuurder, de indirect bestuurder en de feitelijk beleidsbepaler van een vennootschap aan op grond van artikel 2:248 BW, omdat zij de administratieplicht die is neergelegd in artikel 2:10 BW zouden hebben geschonden. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen tegen de feitelijk beleidsbepaler moeten worden afgewezen, omdat de curator deze niet tijdig gestuit heeft en zij daardoor verjaard zijn. De vorderingen tegen de bestuurder en de indirect bestuurder zijn volgens de rechtbank echter niet verjaard; hoewel de curator in de stuitingsbrief sprak over een vordering op grond van wanprestatie, kon uit de context worden opgemaakt dat het in feite ging over vorderingen op grond van bestuurdersaansprakelijkheid. De rechtbank wijst de vorderingen van de curator ex artikel 2:248 jo. 2:10 BW af. Hierbij wordt in het midden gelaten of de debiteurenadministratie van de vennootschap zo gebrekkig was dat daarmee de administratieplicht van artikel 2:10 BW is geschonden, omdat er hoe dan ook geen sprake is van causaal verband tussen de mogelijke schending van de administratieplicht en het faillissement van de vennootschap. Aan het faillissement van de vennootschap liggen volgens de gedaagden andere factoren ten grondslag, zoals sterke concurrentie, privéproblemen van de indirect bestuurder en verminderde opdrachten als gevolg van de financiële crisis, welke factoren door de curator onvoldoende zijn weersproken. 08-09-2021
- Rechtbank Overijssel De curator heeft van een failliete vennootschap geen administratie aangetroffen en een jaarrekening is niet gedeponeerd. De rechtbank oordeelt dat de (indirecte) bestuurders van de failliete vennootschap de administratieplicht en de deponeringsplicht hebben geschonden en hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het boedeltekort wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur. De rechtbank legt daarnaast aan de bestuurders een bestuursverbod van vijf jaar op. 01-09-2021
- Rechtbank Midden-Nederland FrieslandCampina beëindigt de melkinname bij een lid. De melkveehouder vordert een verklaring voor recht dat FrieslandCampina is tekortgeschoten in de nakoming van de leveringsovereenkomst, vernietiging van het besluit van FrieslandCampina op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b en c BW, en schadevergoeding vanwege de onterechte beëindiging van de inname. De rechtbank gaat voorbij aan de vervaltermijn van één jaar van artikel 2:15 lid 5 BW wegens het niet naleven van de eigen reglementen door FrieslandCampina. De rechtbank vernietigt het besluit op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW en oordeelt dat FrieslandCampina toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en schadeplichtig is. 30-06-2021
- Rechtbank Amsterdam Een minderheidsaandeelhouder van een vennootschap vordert dat door de vennootschap geen gevolg wordt gegeven aan een besluit tot uitgifte van aandelen, dat tot stand is gekomen onder invloed van belangenverstrengeling en dat door gebruik van een (statutair toegekende) doorslaggevende stem is doorgedrukt. De positie van de minderheidsaandeelhouder zou verwateren als uitvoering wordt gegeven aan het uitgiftebesluit, dat volgens de minderheidsaandeelhouder in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en het vennootschappelijk belang. De waarde van de aandelen is te laag vastgesteld en de stortingsplicht van de aandeelhouder die het besluit heeft doorgedrukt wordt verrekend met de vordering die die aandeelhouder heeft uit hoofde van een aan de vennootschap verstrekte lening. De voorzieningenrechter wijst de vordering tot schorsing van het uitgiftebesluit toe, totdat een beslissing is gegeven in een – door de minderheidsaandeelhouder gestarte – voorlopige voorzieningenprocedure bij de OK. 22-06-2021
- Rechtbank Amsterdam Een bestuurder heeft een vennootschap laten opheffen bij gebrek aan baten. In deze zaak is aan de orde of hij persoonlijk aansprakelijk is voor de onbetaalde vorderingen van eisers op de vennootschap. De kantonrechter oordeelt dat de bestuurder aansprakelijk is omdat hij heeft bewerkstelligd en/of toegelaten dat de vennootschap haar verplichtingen niet nakomt en door de turboliquidatie geen verhaal biedt voor de schade die daarvan het gevolg is, ter zake waarvan de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. 14-06-2021
- Rechtbank Amsterdam Post M&A litigation. Verkoper en koper hebben een geschil over de vaststelling van de hoogte van de koopprijs voor aandelen. Zij verschillen van mening over de berekening van de EBITDA die ten grondslag ligt aan de berekening van de koopprijs van de aandelen. Volgens de koper dienen bad debts-voorzieningen te worden meegenomen in de berekening van de EBITDA. Volgens de verkoper zijn die voorzieningen uitgesloten van de berekening in de koopovereenkomst. De rechtbank oordeelt dat de koopovereenkomst de voorzieningen weliswaar uitsluit, maar dat uit latere verklaringen over en weer blijkt dat er wel voor is gekozen om deze voorzieningen hierin mee te nemen, maar dan niet volgens de voorgeschreven wijze van koopprijsberekening maar volgens een afwijkende procedure waarin de koopovereenkomst ook voorziet. De partijen dienen deze afwijkende procedure te volgen. 13-11-2019