Update
Geachte mevrouw/heer,
Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan.
Rechtspraak
In deze nieuwsbrief vindt u een overzicht van de rechtspraak die de afgelopen twee weken op www.or-updates.nl is gepubliceerd.
Onderaan deze mail vindt u handige linkjes met weekoverzichten per instantie en kunt u de pdf met alle nieuw toegevoegde samenvattingen van ondernemingsrechtelijke uitspraken vanaf de website downloaden.
Ik licht de volgende uitspraken hier voor u uit:
Uitkoopprocedure Fortuna Entertainment Group N.V.
In OR 2021-0365 houdt een aandeelhouder na een openbaar bod de meerderheid van de aandelen in het kapitaal van een naamloze vennootschap. De meerderheidsaandeelhouder start een uitkoopprocedure ex artikel 2:92a BW. De OK veroordeelt de minderheidsaandeelhouders bij verstek tot overdracht van hun aandelen aan de meerderheidsaandeelhouder. De minderheidsaandeelhouders tekenen verzet aan tegen het verstekarrest. In de verzetprocedure draait het onder meer om de vragen of tijdig verzet is aangetekend, welke partijen moeten worden opgeroepen in de verzetprocedure en wie die oproeping moet doen. De OK oordeelt dat tijdig verzet is aangetekend, dat alle aandeelhouders hadden moeten worden opgeroepen en dat het aan de meerderheidsaandeelhouder is om die oproeping alsnog te doen. De meerderheidsaandeelhouder gaat tegen dit arrest in cassatie. De Hoge Raad oordeelt net als de OK dat de minderheidsaandeelhouders tijdig verzet hebben ingesteld. Tevens oordeelt de Hoge Raad, net als eerder de OK, dat een vordering op grond van artikel 2:92a BW slechts kan worden ingesteld tegen alle gezamenlijke aandeelhouders, hetgeen volgt uit artikel 2:92a lid 4 BW. In zoverre is sprake van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Dit geldt eveneens voor de vaststelling van de prijs van de over te nemen aandelen, aldus de Hoge Raad, nu deze vaststelling deel uitmaakt van de beslissing van de rechter op de hiervoor bedoelde, uitsluitend tegen de gezamenlijke andere aandeelhouders in te stellen vordering. De OK bepaalde dat de meerderheidsaandeelhouder de andere aandeelhouders diende op te roepen. Anders dan de OK komt de Hoge Raad tot de conclusie dat de andere aandeelhouders moeten worden opgeroepen door de minderheidsaandeelhouders die verzet hebben aangetekend, omdat de oproeping dient te worden gedaan door degene die een beslissing wil uitlokken en dat waren in deze verzetsprocedure de minderheidsaandeelhouders. De Hoge Raad vernietigt daarom het arrest van de OK en verwijst het geding terug naar de OK.
Hooites q.q./Heineken Nederland B.V.
In OR 2021-0362 vordert een curator van een horeca-exploitant dat Heineken aansprakelijk is voor het boedeltekort in het faillissement omdat zij zich als leverancier en verhuurder van de bedrijfspanden intensief heeft bemoeid met de verkoop van de onderneming en daarom moet worden aangemerkt als feitelijk beleidsbepaler in de zin van artikel 2:248 lid 7 BW. Het hof oordeelt dat het geven van aanwijzingen door een kredietverstrekker en contractspartner in het algemeen niet is aan te merken als beleidsbepaling ‘als ware men bestuurder’. Indien het bestuur zich iets aan die aanwijzingen gelegen laat liggen, handelt het bestuur en niet de kredietverstrekker/contractspartner. Na uitvoerige afweging van de stellingen van de curator, wijst het hof diens vordering af.
Onze zoekfunctie
Wist u dat OR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief?
Onze website biedt u bijvoorbeeld de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zo kunt u bijvoorbeeld zoeken op onderwerp, instantie, rechter of advocaat.
Kijk hier voor meer informatie over de mogelijkheden.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de ondernemingsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, dan kunt u mailen naar or-updates@budh.nl. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar info@boomjuridisch.nl.
Met vriendelijke groet,
Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates
Hoge Raad
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Een bestuurder van een yogaschool is door de rechtbank Midden-Nederland aansprakelijk gehouden voor niet betaalde facturen van een inmiddels failliete vennootschap. De bestuurder heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Daarbij heeft hij een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging ingesteld. De belangenafweging pakt uit in het nadeel van de bestuurder. Wel verbindt het hof aan de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van de rechtbank de voorwaarde dat de curator een eventuele restitutievordering voorrang geeft op alle andere faillissementskosten. Een eventuele restitutievordering is dus een superpreferente boedelvordering. Het hof stelt deze voorwaarde (mede) omdat de curator de bereidheid heeft uitgesproken op deze wijze af te wijken van de wettelijke rangorde. 26-10-2021
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Het hof bekrachtigt de uitspraak van de kantonrechter dat de (indirect) bestuurders van de vennootschap die optreedt als huurder, aansprakelijk zijn uit hoofde van onrechtmatige daad voor de schade die de verhuurder heeft geleden doordat de vennootschap haar betalingsverplichtingen uit de door haar met de verhuurder gesloten huurovereenkomst niet is nagekomen. De vennootschap is door turboliquidatie opgehouden te bestaan. Zowel de kantonrechter als het hof oordelen dat sprake is van betalingsonwil. 19-10-2021
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Een koper in een M&A-transactie vordert van de verkoper schadevergoeding vanwege (i) inbreuk op een informatiegarantie en (ii) onverkochte incourante voorraad die de verkoper/bestuurder na de overname nog namens de vennootschap zou verkopen. Wat betreft de informatiegarantie oordeelt het hof dat de koper op grond van de haar wel bekende informatie had moeten doorvragen. Dat heeft de koper niet gedaan en dat komt voor haar risico. Ten aanzien van de incourante voorraad geldt dat de vennootschap de overeenkomst heeft opgezegd op basis waarvan de bestuurder de verkoop op zich had genomen. Van een rechtvaardiging voor vroegtijdige beëindiging van die overeenkomst is niet gebleken, zodat voor risico van de koper/vennootschap blijft dat de bestuurder niet alle voorraad heeft kunnen verkopen. 21-09-2021
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Een zorgstichting vordert bedragen terug die toezichthouders ten onrechte zouden hebben gedeclareerd voor extra werkzaamheden tijdens een bestuurscrisis. Het hof gaat hier deels in mee en oordeelt dat de toezichthouders sommige bedragen ten onrechte declareerden. Evenals de rechtbank oordeelt het hof dat geen sprake is van commissarisaansprakelijkheid. 24-08-2021
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Een uitgetreden vennoot van een vof stelt recht te hebben op 25% van de winst en 25% van het vennootschapsvermogen van de vof. Volgens de uitgetreden vennoot bestond er tussen de vennoten een vennootschappelijke goederengemeenschap, op grond waarvan hij een aanspraak kon ontlenen op een uitkering in geld wegens onderbedeling. Volgens het hof is echter niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit zou volgen dat de vennoten van de vof bij de oprichting hiervan goederen tot hun gemeenschappelijk eigendom hebben gemaakt. De uitgetreden vennoot heeft daarom geen aanspraak op de andere vennoten uit hoofde van een ontbonden gemeenschap. Aangezien de vennoten niet zijn overeengekomen wat het aandeel van de vennoten in het vennootschapsvermogen is, moet dit volgens het hof worden bepaald door de inbreng van de vennoten in de vennootschap en de grondslag waarop zij delen in de winst. De vennoten waren geen specifieke winstverdeling overeengekomen, waardoor zij op grond van artikel 7A:1670 BW evenredig aan hun inbreng in de winst delen. De andere vennoten hebben de uitgetreden vennoot aangeboden de waarde van zijn inbreng te betalen. Op meer heeft de uitgetreden vennoot geen recht, dus ook op dit punt heeft hij niets van de andere vennoten te vorderen. 27-07-2021
- Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam OK; enquête. Een vennootschap verweert zich tegen een enquêteverzoek en stelt een voorwaardelijk zelfstandig verzoek in tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen, mocht enig verzoek van de verzoeker worden toegewezen. Verzoeker trekt haar verzoek in, waardoor niet is voldaan aan de voorwaarde die de vennootschap aan haar eigen verzoek had gesteld. De vennootschap mag haar voorwaardelijke zelfstandige verzoek niet vermeerderen tot een onvoorwaardelijk zelfstandig verzoek. 02-07-2021
- Gerechtshof Amsterdam Een curator van een horeca-exploitant vordert dat Heineken aansprakelijk is voor het boedeltekort in het faillissement omdat zij zich als leverancier en verhuurder van de bedrijfspanden intensief heeft bemoeid met de verkoop van de onderneming en daarom moet worden aangemerkt als feitelijk beleidsbepaler in de zin van artikel 2:248 lid 7 BW. Het hof oordeelt dat het geven van aanwijzingen door een kredietverstrekker en contractspartner in het algemeen niet is aan te merken als beleidsbepaling ‘als ware men bestuurder’. Indien het bestuur zich iets aan die aanwijzingen gelegen laat liggen, handelt het bestuur en niet de kredietverstrekker/contractspartner. Na uitvoerige afweging van de stellingen van de curator, wijst het hof diens vordering af. 26-01-2021
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Een vennootschap ontslaat een (arbeidsongeschikte) statutair bestuurder en zegt diens arbeidsovereenkomst op vanwege het achterblijven van de overeengekomen prestaties. De bestuurder verzoekt primair vernietiging van de opzegging en subsidiair toekenning van de contractuele beëindigingsvergoeding. De kantonrechter oordeelt dat de bestuurder rechtsgeldig is aangesteld en vervolgens rechtsgeldig is ontslagen als statutair bestuurder, dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, dat de bestuurder kwalificeert als een bad performer zoals gedefinieerd in de arbeidsovereenkomst en dat de bestuurder niettemin recht heeft op de contractuele beëindigingsvergoeding van drie maandsalarissen. 27-10-2021
- Rechtbank Noord-Holland De bestuurder van een failliete bv heeft niet voldaan aan de administratieplicht van artikel 2:10 BW op grond waarvan de bestuurder aansprakelijk is voor het boedeltekort. 20-10-2021
- Rechtbank Limburg Deze zaak betreft een aandeelhoudersgeschil over de nakoming van afspraken over de belevering van een vennootschap die een supermarkt exploiteert. De rechtbank stelt vast dat interne besluitvorming over de belevering van de vennootschap ontbreekt. De rechtbank oordeelt dat overigens onvoldoende is gesteld om het bestaan van afspraken tussen de aandeelhouders en de schending daarvan, vast te kunnen stellen. De vorderingen van de aandeelhouders over en weer worden afgewezen. 13-10-2021
- Rechtbank Amsterdam Twee tweelingbroers en de echtgenote van een van deze broers zijn de aandeelhouders in en bestuurders van een besloten vennootschap die eigenaar is van een appartementencomplex in Zwitserland. Omdat de verhouding tussen de broers ernstig verstoord is geraakt, willen zij hun belangen in het appartementencomplex ontvlechten door de overdracht van de aandelen van een van de broers aan de andere. In een e-mailwisseling tussen de advocaten van de broers is overeenstemming bereikt over het object van koop, de koopsom en het moment van overdracht, maar er was nog discussie over de inboedel van een over te dragen appartement. Partijen verschillen van mening over de vraag of daarmee een overeenkomst tot stand is gekomen. Volgens de rechtbank is dit wel degelijk het geval, aangezien partijen overeenstemming hebben bereikt over de essentialia van de koop. Het punt van de inboedel kwalificeert als een ondergeschikt punt in de zin van artikel 6:225 lid 2 BW, waarop een aandelenoverdracht van deze omvang niet kan afstuiten. 06-10-2021
- Rechtbank Den Haag Een pensioengerechtigde tracht de juridische fusie tussen Optas Pensioenen N.V. en Aegon Levensverzekeringen N.V. ongedaan te maken. De pensioengerechtigde meent dat de fusie nietig moet worden verklaard of moet worden vernietigd op grond van onder meer artikel 2:323 lid 1 sub c BW. Hij beroept zich op de nietigheid of een grond tot vernietiging van het besluit tot fusie van de algemene vergadering van Aegon Levensverzekeringen N.V. De rechtbank oordeelt dat een fusiebesluit enkel op de gronden zoals vermeld in artikel 2:323 lid 1 BW kan worden aangetast. De rechtbank laat daarom andere door de pensioengerechtigde aangevoerde gronden buiten beschouwing. De rechtbank oordeelt dat van zowel de nietigheid als de vernietigbaarheid van het fusiebesluit geen sprake is, en wijst de vordering van de pensioengerechtigde af. 29-09-2021
- Rechtbank Den Haag Twee pensioengerechtigden trachten de juridische fusie tussen Optas Pensioenen N.V. en Aegon Levensverzekeringen N.V. ongedaan te maken. De pensioengerechtigden menen dat de fusie nietig moet worden verklaard of moet worden vernietigd op grond van onder meer artikel 2:323 lid 1 sub c BW. Zij beroepen zich op de nietigheid of een grond tot vernietiging van het besluit tot fusie van de algemene vergadering van Optas Pensioenen N.V. De rechtbank oordeelt dat een fusiebesluit enkel op de gronden zoals vermeld in artikel 2:323 lid 1 BW kan worden aangetast. De rechtbank laat daarom andere door de pensioengerechtigden aangevoerde gronden buiten beschouwing. De rechtbank oordeelt dat van zowel de nietigheid als de vernietigbaarheid van het fusiebesluit geen sprake is, en wijst de vordering van de pensioengerechtigden af. 29-09-2021