Naar boven ↑

Update

Nummer 2, 2022
Uitspraken van 11-01-2022 tot 24-01-2022
Redactie: prof. mr. E.C.H.J. Lokin, mr. drs. K.H. Boonzaaijer en mr. E.H. Leemreis.

Geachte mevrouw/heer,

Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan.

Rechtspraak
In deze nieuwsbrief vindt u een overzicht van de rechtspraak die de afgelopen twee weken op www.or-updates.nl is gepubliceerd.
Onderaan deze mail vindt u handige linkjes met weekoverzichten per instantie en kunt u de pdf met alle nieuw toegevoegde samenvattingen van ondernemingsrechtelijke uitspraken vanaf de website downloaden.

Ik licht de volgende uitspraken hier voor u uit:

De Hoge Raad wees in de achterliggende weken twee arresten over bestuurdersaansprakelijkheid op de voet van artikel 23 van de Wet verplichte deelneming in een Bedrijfstakpensioenfonds 2000, vanwege het niet afdragen door de vennootschap van bij werknemers ingehouden pensioenpremie.
In OR 2022-0010 heeft het pensioenfonds weet van de financiële problemen bij de onderneming. De bestuurder heeft geen formele melding van betalingsonmacht gedaan. Anders dan rechtbank en hof oordeelt de Hoge Raad dat de bestuurder ook niet verplicht was deze melding te doen, omdat het pensioenfonds op de hoogte is van de situatie. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden en verwijst het geding naar het hof ’s-Hertogenbosch.
In OR 2022-0014 heeft de vennootschap haar activa inmiddels overgedragen aan een stichting. De schuld van de vennootschap uit hoofde van de pensioenpremieachterstand is daarom als gevolg van overgang van onderneming van de vennootschap overgegaan op de stichting. De vennootschap blijft echter (ingevolge art. 7:663 BW) gedurende een jaar naast de stichting hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de schuld. Anders dan de rechtbank heeft het hof de vordering afgewezen wegens het verstrijken van de vervaltermijn van artikel 7:663 BW. Het hof oordeelde namelijk dat het vorderingsrecht op de hoofdelijk aansprakelijke bestuurder afhankelijk is van het vorderingsrecht op de betalingsplichtige vennootschap. Door het vervallen van het vorderingsrecht op de vennootschap, is volgens het hof dus ook het vorderingsrecht op de bestuurder tenietgegaan. Het hof stoelt zijn oordeel, dat de bestuurder niet aansprakelijk is, daarnaast op het feit dat de betalingsonmacht tijdig is gemeld, althans dat het pensioenfonds voldoende op de hoogte was. Tegen deze oordelen keert het pensioenfonds zich in cassatie. De Hoge Raad laat het oordeel van het hof dat tijdig mededeling van betalingsonmacht is gedaan, althans dat het pensioenfonds voldoende op de hoogte was, in stand onder verwijzing naar het arrest dat hiervoor is aangehaald. Anders dan het hof oordeelt de Hoge Raad dat het vorderingsrecht op de hoofdelijk aansprakelijke bestuurder niet tenietgaat wanneer de rechtspersoon niet meer aansprakelijk kan worden gehouden wegens het verstrijken van de vervaltermijn van artikel 7:663 BW. Volgens de Hoge Raad is dat vorderingsrecht zelfstandig en niet, zoals het hof oordeelde, afhankelijk van het vorderingsrecht op de rechtspersoon. Dit leidt echter niet tot cassatie, aangezien het oordeel van het hof dat de bestuurder niet aansprakelijk is zelfstandig wordt gedragen door het in cassatie tevergeefs bestreden oordeel dat betalingsonmacht tijdig was gemeld, althans dat het pensioenfonds voldoende op de hoogte was.

In OR 2022-0017 vordert een winkeliersvereniging betaling van een bijdrage die een gebruiker van een winkelruimte, als lid van de winkeliersvereniging, verschuldigd was. Die bijdrage wordt door de vereniging besteed aan voorzieningen en activiteiten die de belangen van de gebruikers dienen. De vereniging vordert ook een verhoging van de bijdrage, omdat de gebruiker zijn lidmaatschap heeft opgezegd. Die verhoging van de bijdrage zou volgens een toepasselijk reglement verschuldigd zijn door gebruikers die hun lidmaatschap hebben opgezegd. De gebruiker van de winkelruimte vindt dat de vordering van de vereniging moet worden afgewezen en vordert in reconventie een verklaring voor recht dat de winkeliersvereniging geen aanspraak kan maken op de verhoging. In eerste aanleg is de vordering van de winkeliersvereniging afgewezen en de vordering in reconventie van de gebruiker van de winkelruimte toegewezen. Anders dan de kantonrechter, wijst het hof de vordering van de winkeliersvereniging toe. Interessant is dat het hof het lidmaatschap van de vereniging afleidt uit de omstandigheden, i.e. betaling van contributie, deelname aan ledenvergaderingen en opzegging van lidmaatschap, terwijl formeel geen toetreding als lid heeft plaatsgevonden. De betalingsverplichting rust – ingevolge het toepasselijke reglement – op een lid die zijn lidmaatschap heeft opgezegd, hetgeen in casu het geval is. Echter, op het punt van de verhoging van de bijdrage, is het hof het met de rechtbank eens. Een verhoging van de bijdrage na opzegging van het lidmaatschap dient geen redelijk doel en fungeert de facto als boete voor opzegging van het lidmaatschap. Dat beperkt de vrijheid van uittreding en is daarmee in strijd met het recht van vereniging. Een voormalig lid van de vereniging die gebruiker van de winkelruimte blijft, moet daarom wel het bedrag betalen dat hij als lid zou hebben betaald, maar de verhoging van dat bedrag is door hem niet verschuldigd.

Onze zoekfunctie
Wist u dat OR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief?
Onze website biedt u bijvoorbeeld de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zo kunt u bijvoorbeeld zoeken op onderwerp, instantie, rechter of advocaat.
Kijk hier voor meer informatie over de mogelijkheden.

Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de ondernemingsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, dan kunt u mailen naar or-updates@budh.nl. Wij stellen dat erg op prijs.

Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar info@boomjuridisch.nl.

Met vriendelijke groet,

Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates

Hoge Raad

Hof

Rechtbank