Update
Geachte mevrouw/heer,
Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan.
Rechtspraak
In deze nieuwsbrief vindt u een overzicht van de rechtspraak die de afgelopen twee weken op www.or-updates.nl is gepubliceerd.
Onderaan deze mail vindt u handige linkjes met weekoverzichten per instantie en kunt u de pdf met alle nieuw toegevoegde samenvattingen van ondernemingsrechtelijke uitspraken vanaf de website downloaden.
Ik licht de volgende uitspraken hier voor u uit:
Enquête Funda B.V.
In deze enquêteprocedure (OR 2022-0057) gaat het over de toekomst van Funda, de onderneming achter het bekende woningplatform Funda.nl. Grootaandeelhouder NVM meent dat Funda zich bij het bepalen van haar strategie dient te richten naar de belangen van NVM en haar leden. Funda vindt dat zij om succesvol te blijven autonoom haar strategie moet kunnen bepalen. De STAK en Vereniging FundaBelang zijn het daarmee eens en willen met het aantrekken van een strategisch investeerder de kans krijgen hun certificaten tegen een reële waarde te verkopen. Partijen worstelen al jaren met deze deels tegengestelde belangen, maar zijn er niet in geslaagd een oplossing te vinden. In haar overwegingen betrekt de OK bij deze discussie het vennootschappelijk belang, het groepsbelang, de belangen van minderheidsaandeelhouders en van belanghebbenden als de werknemers en de autonome positie die het bestuur heeft in de afweging van deze belangen. De OK acht het voldoende aannemelijk dat het gebrek aan heldere beslissingen op deze onderdelen in toenemende mate een wissel trekt op de verhoudingen binnen Funda en een belemmering vormt voor het bestendige succes van de door Funda gedreven onderneming. De OK oordeelt dat er gegronde redenen zijn tot twijfel aan een juist beleid en juiste gang van zaken en gelast een onderzoek. Zij roept partijen op haar beschikking en het te gelasten onderzoek aan te grijpen om te reflecteren op hun eigen positie en handelen, opdat het gelasten van een onderzoek in zoverre al zal bijdragen aan het herstel van gezonde verhoudingen.
Harlingen Holdings Industries B.V. c.s./Poiesz q.q.
In OR 2022-0052 stelt een curator de bestuurder, de feitelijk beleidsbepaler en commissaris, en de aandeelhouder van een failliete vennootschap aansprakelijk voor het faillissementstekort. De rechtbank en het hof wijzen de vorderingen van de curator toe. In cassatie wordt onder meer geklaagd dat het hof geen aandacht heeft besteed aan het bestaan van een causaal verband tussen de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling en het faillissement. De A-G wijdt in zijn conclusie uit over de vraag welke vereisten er aan het door artikel 2:248 lid 1 BW vereiste causale verband kunnen worden gesteld, indien er geen sprake is van de bewijsvermoedens van lid 2 van datzelfde artikel. De wettekst vereist dat de curator aannemelijk maakt dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Het is onvoldoende om enkel vast te stellen dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een voorwaarde voor het faillissement was, maar de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling hoeft ook niet dé belangrijkste oorzaak van het faillissement te zijn. Er kunnen verschillende belangrijke oorzaken van een faillissement bestaan, en blijkens de wetsgeschiedenis kan de curator ook een samenstel van kennelijk onbehoorlijke bestuurshandelingen en/of nalatigheden aanvoeren als belangrijke oorzaak van het faillissement. A-G Assink concludeert dat het hof in dit geval, op basis van de stellingen en bewijsmiddelen van de curator, heeft kunnen oordelen dat er sprake is van een causaal verband tussen kennelijk onbehoorlijke bestuurshandelingen en het faillissement. De Hoge Raad volgt de conclusie van de A-G, verwerpt het cassatieberoep en doet de zaak af met toepassing van artikel 81 RO.
Onze zoekfunctie
Wist u dat OR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief?
Onze website biedt u bijvoorbeeld de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zo kunt u bijvoorbeeld zoeken op onderwerp, instantie, rechter of advocaat.
Kijk hier voor meer informatie over de mogelijkheden.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de ondernemingsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, dan kunt u mailen naar or-updates@budh.nl. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar info@boomjuridisch.nl.
Met vriendelijke groet,
Emmanuel Lokin
Hoofdredacteur OR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad Een curator stelt de bestuurder, de feitelijk beleidsbepaler en commissaris, en de aandeelhouder van een failliete vennootschap aansprakelijk voor het faillissementstekort. De rechtbank en het hof wijzen de vorderingen van de curator toe. In cassatie wordt onder meer geklaagd dat het hof geen aandacht heeft besteed aan het bestaan van een causaal verband tussen de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling en het faillissement. De A-G wijdt in zijn conclusie uit over de vraag welke vereisten er aan het door artikel 2:248 lid 1 BW vereiste causale verband kunnen worden gesteld, indien er geen sprake is van de bewijsvermoedens van lid 2 van datzelfde artikel. De wettekst vereist dat de curator aannemelijk maakt dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Het is onvoldoende om enkel vast te stellen dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een voorwaarde voor het faillissement was, maar de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling hoeft ook niet dé belangrijkste oorzaak van het faillissement te zijn. Er kunnen verschillende belangrijke oorzaken van een faillissement bestaan, en blijkens de wetsgeschiedenis kan de curator ook een samenstel van kennelijk onbehoorlijke bestuurshandelingen en/of nalatigheden aanvoeren als belangrijke oorzaak van het faillissement. A-G Assink concludeert dat het hof in dit geval, op basis van de stellingen en bewijsmiddelen van de curator, heeft kunnen oordelen dat er sprake is van een causaal verband tussen kennelijk onbehoorlijke bestuurshandelingen en het faillissement. De Hoge Raad volgt de conclusie van de A-G, verwerpt het cassatieberoep en doet de zaak af met toepassing van artikel 81 RO. 04-02-2022
- Hoge Raad De AVA van een vennootschap die dienstverlening verricht op het gebied van accountancy en belastingadvies neemt een besluit tot verlaging van de verplichte uittredingsleeftijd van de aandeelhouders. Twee aandeelhouders, die bijna de vastgestelde uittredingsleeftijd hebben bereikt, betwisten dit besluit voor de rechter. Zij vorderen primair vernietiging van het besluit op grond van strijd met de redelijkheid en billijkheid (art. 2:15 lid 1 sub b BW) en subsidiair compensatie. De rechtbank wijst de vorderingen af. Volgens het hof is het desbetreffende besluit op zichzelf niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid, maar is een beroep op de verlaagde uittredingsleeftijd zonder afdoende compensatie ten opzichte van de oudere aandeelhouders met het oog op artikel 4 Wgbl wel in strijd met de redelijkheid en billijkheid en daarmee onrechtmatig. De vennootschap bestrijdt dit oordeel in cassatie en voert daartegen drie cassatiemiddelen aan. Onder meer bestrijdt de vennootschap het oordeel van het hof dat zij gehouden is compensatie te betalen aan de aandeelhouders. A-G Assink gaat hier in zijn conclusie niet in mee en concludeert tot afwijzing van de cassatiemiddelen. De Hoge Raad volgt de conclusie van de A-G, verwerpt het cassatieberoep en doet de zaak af met toepassing van artikel 81 RO. 08-10-2021
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Een lid van een VvE verzoekt vernietiging van een besluit en machtiging tot benoeming van een bestuurder en een beheerder. Het hof gaat niet mee in een verzoek tot het vernietigen van een besluit om een bestuurder van een VvE niet te ontslaan omdat dit geen rechtshandeling zou betreffen, aangezien het volgens het hof geen rechtsgevolg heeft. Het hof gaat evenmin mee in een verzoek tot het ontslaan van de bestuurder en benoeming van een derde tot bestuurder omdat geen sprake is van wanbeleid. Hoewel op basis van andere argumenten volgt het hof de conclusie van de kantonrechter. 15-02-2022
- Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam OK; enquête. In deze enquêteprocedure gaat het over de toekomst van Funda, de onderneming achter het bekende woningplatform Funda.nl. Grootaandeelhouder NVM meent dat Funda zich bij het bepalen van haar strategie dient te richten naar de belangen van NVM en haar leden. Funda vindt dat zij om succesvol te blijven autonoom haar strategie moet kunnen bepalen. De STAK en Vereniging FundaBelang zijn het daarmee eens en willen met het aantrekken van een strategisch investeerder de kans krijgen hun certificaten tegen een reële waarde te verkopen. Partijen worstelen al jaren met deze deels tegengestelde belangen, maar zijn er niet in geslaagd een oplossing te vinden. In haar overwegingen betrekt de OK bij deze discussie het vennootschappelijk belang, het groepsbelang, de belangen van minderheidsaandeelhouders en van belanghebbenden als de werknemers en de autonome positie die het bestuur heeft in de afweging van deze belangen. De OK acht het voldoende aannemelijk dat het gebrek aan heldere beslissingen op deze onderdelen in toenemende mate een wissel trekt op de verhoudingen binnen Funda en een belemmering vormt voor het bestendige succes van de door Funda gedreven onderneming. De OK oordeelt dat er gegronde redenen zijn tot twijfel aan een juist beleid en juiste gang van zaken en gelast een onderzoek. Zij roept partijen op haar beschikking en het te gelasten onderzoek aan te grijpen om te reflecteren op hun eigen positie en handelen, opdat het gelasten van een onderzoek in zoverre al zal bijdragen aan het herstel van gezonde verhoudingen. 10-02-2022
- Gerechtshof Den Haag Een ontslagen bestuurder stelt in hoger beroep dat haar ontslag als bestuurder en werknemer van de bv niet rechtsgeldig is geschied. Het hof oordeelt dat na ontbinding van de oorspronkelijke aandeelhouder van de bv diens aandelen onder algemene titel zijn overgegaan op de indirect aandeelhouder die daarmee bevoegd werd de bestuurder te ontslaan. Dit ontslag is rechtsgeldig genomen en per datum van het vennootschapsrechtelijke ontslag als bestuurder is ook de arbeidsovereenkomst tussen partijen geëindigd. De bestuurder heeft als werkneemster ernstig verwijtbaar gehandeld door aan de lopende band geld te ‘lenen’ uit de bedrijfskas waardoor haar – anders dan de rechtbank oordeelde – geen recht op transitievergoeding toekomt. 04-02-2022
- Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam OK; enquête. Er is sprake van een verstoorde verhouding tussen twee (indirect) aandeelhouders, die elk 50% van de aandelen houden en tevens (indirect) bestuurder zijn van een vennootschap en haar dochteronderneming. De ene aandeelhouder heeft verzocht tot het gelasten van een concernenquête en het treffen van onmiddellijke voorzieningen. Volgens de verzoekende aandeelhouder zijn er gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid omdat de andere aandeelhouder als (indirect) bestuurder van de vennootschap en haar dochtervennootschap onzorgvuldig met de spanning tussen zijn persoonlijke belangen en die van de vennootschappen zou omgaan. Ook zou de andere aandeelhouder fraude hebben gepleegd, en er zou sprake zijn van een impasse in het bestuur en de algemene vergadering van de vennootschappen. De OK beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken. Bij wijze van onmiddellijke voorziening wordt een bestuurder benoemd. 21-01-2022
- Gerechtshof Amsterdam Minderheidsaandeelhouder van een vennootschap vordert in kort geding de meerderheidsaandeelhouder te bevelen om mee te werken aan de overdracht van zijn aandelen in de vennootschap aan de minderheidsaandeelhouder. De minderheidsaandeelhouder baseert zich daarbij op de statutaire blokkeringsregeling en de uitwerking daarvan in een aandeelhoudersovereenkomst. De voorzieningenrechter wijst de vordering van de minderheidsaandeelhouder toe. De meerderheidsaandeelhouder gaat in hoger beroep. Hij stelt dat geen plicht bestaat om zijn aandelen over te dragen, omdat de blokkeringsregeling alleen geldt als sprake is van een change of control in de aandeelhouderssfeer. Nu enkel een wijziging heeft plaatsgevonden in het bestuur van de meerderheidsaandeelhouder, en niet in de aandeelhoudersstructuur, geldt er geen plicht om de aandelen over te dragen. Het hof legt de aandeelhoudersovereenkomst uit aan de hand van de Haviltex-maatstaf en geeft de meerderheidsaandeelhouder gelijk. De vordering van de minderheidsaandeelhouder wordt alsnog afgewezen. 18-01-2022
Rechtbank
- Rechtbank Overijssel Een oud-bestuurder en een bestuurder, die elkaar op 1 oktober 2014 hebben opgevolgd, worden door de curator aansprakelijk gesteld op grond van artikel 2:248 BW. Naar het oordeel van de rechtbank is de boekhoudplicht geschonden en hebben de bestuurders geen andere oorzaak van het faillissement dan onbehoorlijk bestuur aangevoerd. In beginsel zijn beide bestuurders dus aansprakelijk voor het boedeltekort. Beide bestuurders menen niet verantwoordelijk te zijn voor het bestuur. De oud-bestuurder stelt dat hij vanaf maart 2013 wegens ziekte niet meer als bestuurder aangemerkt kon worden. De nieuwe bestuurder stelt juist dat de oud-bestuurder telkens de touwtjes in handen heeft gehouden. De rechtbank oordeelt dat de formele status beslissend is en oordeelt dat beide bestuurders aansprakelijk zijn. Bijzonder is dat de rechtbank een beroep van de oud-bestuurder op matiging van artikel 2:248 lid 4 BW afwijst, maar de vordering van de curator matigt op grond van artikel 6:109 BW. In de literatuur wordt door de meeste auteurs het standpunt ingenomen dat de matigingsgronden zijn beperkt tot de in artikel 2:248 lid 4 BW genoemde gronden, maar de rechtbank oordeelt hier gemotiveerd anders over. 23-02-2022
- Rechtbank Overijssel Een curator stelt de bestuurder en een indirect aandeelhouder als feitelijk beleidsbepaler van een failliete bv aansprakelijk voor het boedeltekort. Aangezien zowel de administratieplicht als de deponeringsplicht zijn geschonden, staat het kennelijk onbehoorlijk bestuur vast. De aangevoerde andere belangrijke oorzaken van het faillissement zijn te wijten aan het handelen van de aangesproken bestuurders en kunnen daarmee niet dienen ter ontzenuwing van het causaliteitsvermoeden van artikel 2:248 lid 2 BW. 23-02-2022
- Rechtbank Overijssel Een curator stelt de bestuurder van een failliete bv aansprakelijk op basis van zowel artikel 2:9 BW als artikel 2:248 BW. De rechtbank oordeelt dat de vordering ex artikel 2:9 BW is verjaard; de kennis van bestuurders kan aan de vennootschap worden toegerekend die daarmee meer dan vijf jaar geleden kennis kreeg van de gestelde schade en de daarvoor aansprakelijke personen. Bestuurders zijn voorts niet aansprakelijk ex artikel 2:248 BW voor het onderbrengen van activiteiten in een andere entiteit. Het handelen van de bestuurders is niet kennelijk onbehoorlijk, nu de ‘verhangen’ activiteit eerder als risico dan als 'kip met de gouden eieren' werd beschouwd. 16-02-2022
- Rechtbank Limburg De bestuurder van een failliete vennootschap wordt door de curator aansprakelijk gesteld voor het boedeltekort. De rechtbank wijst de vordering toe, onder meer omdat de bestuurder het bestaan van een lening heeft geveinsd. 02-02-2022