Update
Geachte mevrouw/heer,
Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan.
Rechtspraak
In deze nieuwsbrief vindt u een overzicht van de rechtspraak die de afgelopen periode op www.or-updates.nl is gepubliceerd.
Onderaan deze mail vindt u handige linkjes met weekoverzichten per instantie en kunt u de pdf met alle nieuw toegevoegde samenvattingen van ondernemingsrechtelijke uitspraken vanaf de website downloaden.
Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit:
Hoge Raad 23 juni 2023, OR 2023-0170, Sibema c.s./Oud-bestuurder Eurocommerce Recreatie B.V.
De kopers van aandelen in een vennootschap stellen de oud-bestuurder van de verkoper persoonlijk aansprakelijk voor de schade die zij hebben geleden als gevolg van de schending van enkele garantie- en vrijwaringsbedingen in de koopovereenkomst. De rechtbank en het hof oordelen dat de vordering is verjaard op grond van de korte verjaringstermijn van artikel 3:310 lid 1 BW. In cassatie klagen de kopers over het oordeel van het hof over het moment waarop zij bekend raakten met hun schade en de daarvoor aansprakelijke persoon, de verwerping door het hof van hun beroep op de langere verjaringstermijn van artikel 3:310 lid 4 BW en het onbesproken laten door het hof van hun beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid. A-G Lindenbergh concludeert dat de vordering inderdaad al is verjaard en dat een beroep op artikel 3:310 lid 4 BW – op grond van het overgangsrecht dat gold bij inwerkingtreding van dat artikel – aan de kopers niet toekomt, omdat de vordering al was verjaard op grond van het toen geldende verjaringsregime, toen artikel 3:310 lid 4 BW in werking trad. De Hoge Raad wijst, in lijn met de conclusie van de A-G, alle cassatiemiddelen af, verwerpt het cassatieberoep en doet de zaak af met toepassing van artikel 81 RO.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 maart 2023, OR 2023-0164, Black Forest Invest B.V. c.s./Gooisch Invest B.V. c.s. en MID Healthcare B.V.
Een vennootschap heeft drie aandeelhouders. Als een van die aandeelhouders wordt veroordeeld tot betaling van een groot bedrag aan een derde, draagt hij zijn aandelen over aan een stichting waarvan een medeaandeelhouder bestuurder wordt. Het doel is om te voorkomen dat die derde verhaal kan nemen op de door de veroordeelde aandeelhouder gehouden aandelen in het kapitaal van de vennootschap. Vervolgens zetten de twee medeaandeelhouders, waaronder de bestuurder van de stichting, door hen verstrekte leningen aan de vennootschap om in aandelenkapitaal, waarbij het bedrag van de nominale waarde van de aandelen aanmerkelijk wordt verlaagd. Het belang van de aandeelhouder (thans gehouden door de stichting) verwatert daardoor aanzienlijk, zonder dat daarvoor een objectieve noodzaak bestaat. De stichting wordt vervolgens op eigen aangifte failliet verklaard. De aandeelhouder stelt de bestuurder van de stichting aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad. De rechtbank wijst de vordering af vanwege onvoldoende motivering, maar het hof wijst de vordering toe. Het hof stelt vast dat er ten tijde van de omzetting van de leningen en de kapitaalvermindering geen nieuw geld beschikbaar kwam voor de vennootschap. Zonder andere redenen bestond hierdoor volgens het hof geen objectieve noodzaak voor de omzetting van de leningen in aandelenkapitaal en de daaropvolgende kapitaalvermindering, terwijl het belang van de stichting daardoor zou verwateren, hetgeen weerslag zou hebben op de positie van de aandeelhouder voor wie de aandelen door de stichting werden gehouden. Ook voor de eigen aangifte tot faillissement van de stichting bestond volgens het hof geen objectieve rechtvaardiging. Het hof komt tot de conclusie dat de bestuurder van de stichting onrechtmatig jegens de aandeelhouder heeft gehandeld, maar de aandeelhouder heeft nog niet aannemelijk gemaakt dat hij daardoor schade heeft geleden. De aandeelhouder wordt daarom door het hof in de gelegenheid gesteld om de hoogte van de door hem geleden schade bij akte te onderbouwen.
Gerechtshof Amsterdam 11 juli 2023, OR 2023-0165, Bestuurdersaansprakelijkheid; geen ernstig verwijt van bestuurders vanwege de samenwerking tussen (de aandeelhouder van) eisers en gedaagden
Twee personen werken samen in meerdere projecten voor het verkrijgen en exploiteren van hotels. Zij gebruiken daarbij hun eigen vennootschappen voor het bereiken van persoonlijk gewin. Een van hen financiert de projecten en zet op een gegeven moment de financiering stop. Als gevolg daarvan wordt de ander gedwongen financiering te regelen vanuit zijn eigen vennootschappen en kunnen die vennootschappen niet meer aan hun verplichtingen voldoen jegens de vennootschappen van degene die de projecten voorheen financierde. Laatstgenoemde vennootschappen stellen de ander en zijn medebestuurder van zijn vennootschappen hiervoor persoonlijk aansprakelijk. Zowel de rechtbank als het hof wijzen deze vordering af. Het hof baseert dit oordeel op het feit dat beide personen hun vennootschappen puur als instrument hebben gebruikt voor persoonlijk gewin, zonder zich te laten leiden door overwegingen van enig vennootschappelijk belang. Binnen de samenwerking heeft de ene partner een machtspositie als gevolg van de door hem geregelde financiering. Volgens het hof was voor hem voorzienbaar dat het stopzetten van de financiering de ander in een riskante positie zou brengen en was het dus kennelijk een bewuste keuze geweest om de ander in die riskante positie te brengen. Het was voor de financierende partner te voorzien dat de ander financiering nodig zou hebben. Aan die ander valt dan ook naar het oordeel van het hof geen persoonlijk ernstig verwijt te maken. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.
Onze zoekfunctie
Wist u dat OR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief?
Onze website biedt u bijvoorbeeld de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zo kunt u bijvoorbeeld zoeken op onderwerp, instantie, rechter of advocaat.
Kijk hier voor meer informatie over de mogelijkheden.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de ondernemingsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, dan kunt u mailen naar or-updates@budh.nl. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar info@boomjuridisch.nl.
Met vriendelijke groet,
Karel Boonzaaijer, Corinne Kuipers, Evert Leemreis en Emmanuel Lokin
Hoofdredactie OR Updates
Hoge Raad
Hof
- Gerechtshof Amsterdam Twee personen werken samen in meerdere projecten voor het verkrijgen en exploiteren van hotels. Zij gebruiken daarbij hun eigen vennootschappen voor het bereiken van persoonlijk gewin. Een van hen financiert de projecten en zet op een gegeven moment de financiering stop. Als gevolg daarvan wordt de ander gedwongen financiering te regelen vanuit zijn eigen vennootschappen en kunnen die vennootschappen niet meer aan hun verplichtingen voldoen jegens de vennootschappen van degene die de projecten voorheen financierde. Laatstgenoemde vennootschappen stellen de ander en zijn medebestuurder van zijn vennootschappen hiervoor persoonlijk aansprakelijk. Zowel de rechtbank als het hof wijzen deze vordering af. Het hof baseert dit oordeel op het feit dat beide personen hun vennootschappen puur als instrument hebben gebruikt voor persoonlijk gewin, zonder zich te laten leiden door overwegingen van enig vennootschappelijk belang. Binnen de samenwerking heeft de ene partner een machtspositie als gevolg van de door hem geregelde financiering. Volgens het hof was voor hem voorzienbaar dat het stopzetten van de financiering de ander in een riskante positie zou brengen en was het dus kennelijk een bewuste keuze geweest om de ander in die riskante positie te brengen. Het was voor de financierende partner te voorzien dat de ander financiering nodig zou hebben. Aan die ander valt dan ook naar het oordeel van het hof geen persoonlijk ernstig verwijt te maken. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. 11-07-2023
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Een vennootschap heeft drie aandeelhouders. Als een van die aandeelhouders wordt veroordeeld tot betaling van een groot bedrag aan een derde, draagt hij zijn aandelen over aan een stichting waarvan een medeaandeelhouder bestuurder wordt. Het doel is om te voorkomen dat die derde verhaal kan nemen op de door de veroordeelde aandeelhouder gehouden aandelen in het kapitaal van de vennootschap. Vervolgens zetten de twee medeaandeelhouders, waaronder de bestuurder van de stichting, door hen verstrekte leningen aan de vennootschap om in aandelenkapitaal, waarbij het bedrag van de nominale waarde van de aandelen aanmerkelijk wordt verlaagd. Het belang van de aandeelhouder (thans gehouden door de stichting) verwatert daardoor aanzienlijk, zonder dat daarvoor een objectieve noodzaak bestaat. De stichting wordt vervolgens op eigen aangifte failliet verklaard. De aandeelhouder stelt de bestuurder van de stichting aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad. De rechtbank wijst de vordering af vanwege onvoldoende motivering, maar het hof wijst de vordering toe. Het hof stelt vast dat er ten tijde van de omzetting van de leningen en de kapitaalvermindering geen nieuw geld beschikbaar kwam voor de vennootschap. Zonder andere redenen bestond hierdoor volgens het hof geen objectieve noodzaak voor de omzetting van de leningen in aandelenkapitaal en de daaropvolgende kapitaalvermindering, terwijl het belang van de stichting daardoor zou verwateren, hetgeen weerslag zou hebben op de positie van de aandeelhouder voor wie de aandelen door de stichting werden gehouden. Ook voor de eigen aangifte tot faillissement van de stichting bestond volgens het hof geen objectieve rechtvaardiging. Het hof komt tot de conclusie dat de bestuurder van de stichting onrechtmatig jegens de aandeelhouder heeft gehandeld, maar de aandeelhouder heeft nog niet aannemelijk gemaakt dat hij daardoor schade heeft geleden. De aandeelhouder wordt daarom door het hof in de gelegenheid gesteld om de hoogte van de door hem geleden schade bij akte te onderbouwen. 21-03-2023
Rechtbank
- Rechtbank Limburg Het Hof ’s-Hertogenbosch heeft eerder twee bestuurders van een coöperatie veroordeeld tot betaling van het boedeltekort wegens onbehoorlijk bestuur ex artikel 2:138 lid 2 BW. In de daaropvolgende schadestaatprocedure komen de omvang van het tekort en eventuele matiging aan bod. De bestuurders voeren meerdere matigingsgronden aan, zowel collectieve als individuele, die grotendeels falen. 26-07-2023
- Rechtbank Limburg De curator stelt de directe en indirecte bestuurder van een inmiddels failliete vennootschap die activiteiten zou verrichten op het gebied van kraamzorg aansprakelijk voor het boedeltekort in het faillissement. De rechtbank oordeelt dat de bestuurders inderdaad aansprakelijk zijn, omdat zij ervoor hebben gekozen om met de ondernemingsactiviteiten te starten terwijl zij wisten of behoorden te weten dat de vennootschap in ieder geval in de eerste vijf maanden niet met haar inkomsten aan haar essentiële verplichtingen zou kunnen voldoen en er geen andere dekking voor deze verplichtingen was. Deze verplichtingen bestonden met name uit betaling van loon aan de drie werknemers die de vennootschap in dienst heeft genomen. 05-07-2023
- Rechtbank Overijssel De curator stelt de directe en indirecte bestuurder van een failliete zorgonderneming aansprakelijk op de voet van artikel 2:248 BW en artikel 2:9 BW en stelt tevens tegen de indirecte bestuurder een vordering samenhangend met gesteld paulianeus handelen in. De rechtbank wijst de vorderingen toe vanwege onweersproken schending van de administratieplicht en onterechte onttrekkingen. De bestuurders worden tevens veroordeeld tot terugbetaling van dividend vanwege een ongeldig dividendbesluit. 21-06-2023
- Rechtbank Overijssel De curator van een failliete vennootschap spreekt de bestuurder en middellijk bestuurder van de failliete vennootschap aan voor het faillissementstekort wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur. De curator doet dat wegens schending van de boekhoudplicht en de publicatieplicht. Daarnaast stelt de curator de bestuurder en middellijk bestuurder aansprakelijk omdat de bestuurder met de overdracht van de activa van drie dochtervennootschappen paulianeus zou hebben gehandeld ex artikel 2:248 lid 9 BW. De verhaalsmogelijkheden van de curator zouden daarmee bewust zijn verminderd. De rechtbank stelt de curator in het gelijk met betrekking tot het kennelijk onbehoorlijk bestuur. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het bestuur niet voldaan aan de boekhoud- en publicatieplicht en niet aannemelijk gemaakt dat andere feiten en omstandigheden dan het onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. Het bewijsvermoeden dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement, is daardoor niet ontzenuwd. De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de bestuurderspauliana af omdat, anders dan de curator stelde, wel degelijk een marktconforme prijs is betaald voor de overgedragen activa en er bovendien geen sprake was van handelen van de bestuurder maar van handelen van zijn dochtervennootschappen. 07-06-2023
- Rechtbank Midden-Nederland De curator van een failliete vennootschap stelt de bestuurders aansprakelijk ex artikel 2:248 BW wegens schending van de administratie- en publicatieplicht, fraude met NOW-voorschotten en bevoordeling van zichzelf ten koste van andere schuldeisers. Hoewel de bestuurder aanvoert dat de coronapandemie het faillissement heeft veroorzaakt, gaat de rechtbank hier niet in mee omdat de vennootschap voorafgaand aan de pandemie al grote schuldposities had. De bestuurder wordt bovendien ook aansprakelijk gehouden voor de periode na zijn aftreden, omdat zijn opvolger een stroman was en de oorspronkelijke bestuurder zonder inmenging van zijn opvolger het beleid bepaalde. De rechtbank verklaart voor recht dat de bestuurder aansprakelijk is wegens onbehoorlijk bestuur en veroordeelt hem tot betaling van het boedeltekort. De bestuurder roept zijn opvolger in vrijwaring op en stelt dat hij medeaansprakelijk is. De rechtbank erkent dit gedeeltelijk, maar oordeelt dat het onbehoorlijke bestuur met name plaatsvond tijdens het bestuur van de bestuurder. Een beroep van de opvolger op een taakverdeling mag hem niet baten, omdat een taakverdeling hem niet kan ontslaan van de verplichting om de kerntaken van het bestuur te vervullen. De rechtbank veroordeelt de opvolger tot betaling van 25% van het boedeltekort aan de oorspronkelijke bestuurder. 03-05-2023
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant Een vennootschap die een WHOA-akkoord voorbereidt, verzoekt om het treffen van een voorziening op grond van artikel 379 Fw, met als doel te voorkomen dat de aandeelhouders hun stemrecht uitoefenen, met name om één of meer bestuurders of commissarissen te schorsen, ontslaan of benoemen. De aandeelhouders zijn het niet eens met het ingezette herstructureringstraject en willen de voorzitter van de RvC ontslaan. De rechtbank bepaalt dat de aandeelhouders gedurende het akkoordtraject geen commissaris of bestuurder mogen schorsen, vervangen of ontslaan. 23-12-2022