Update
Geachte mevrouw/heer,
Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan.
Rechtspraak
In deze nieuwsbrief vindt u een overzicht van de rechtspraak die de afgelopen periode op www.or-updates.nl is gepubliceerd.
Onderaan deze mail vindt u handige linkjes met weekoverzichten per instantie en kunt u de pdf met alle nieuw toegevoegde samenvattingen van ondernemingsrechtelijke uitspraken vanaf de website downloaden.
Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit:
Rechtbank Midden-Nederland 15 maart 2023, OR 2023-0201, DGA Pharmaceutical Marketing Services Holding B.V./Aandeelhouder (leden Sirowa-groep)
Deze zaak speelt zich af tussen dezelfde partijen als in de bekende Sirowa-uitkoopprocedure (zie OR 2020-0392). De daarin tot overdracht van zijn 5% van de aandelen in Sirowa International Holding B.V. veroordeelde minderheidsaandeelhouder stelt een vordering tot uittreding op grond van artikel 2:343 BW in tegen de DGA die eerder de aandelen in Sirowa Holding overnam. De minderheidsaandeelhouder vordert kort gezegd dat de DGA van Pharmaceutical Marketing Services Holding B.V. de 5% van de aandelen verplicht van de aandeelhouder overneemt voor ongeveer 1 miljoen euro. De minderheidsaandeelhouder is namelijk van mening dat hij door de gedragingen van de DGA zodanig in zijn rechten of belangen is geschaad, dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd. Met name nu de DGA hem door bepaalde handelingen zwaar financieel zou hebben benadeeld. De rechtbank komt tot het oordeel dat de DGA verplicht wordt tot het overnemen van de aandelen, maar wel voor een aanzienlijk lager bedrag dan gevorderd door de aandeelhouder. De rechtbank benoemt geen deskundige maar stelt de prijs zelf vast, waarbij zij een billijke verhoging toepast vanwege benadelende gedragingen door de DGA, waarvoor eventuele vorderingen tot schadevergoeding al verjaard zijn. De rechtbank verwijst naar de overwegingen van de OK en de Hoge Raad in de Sirowa-zaak, waarin dit is gedaan respectievelijk toegelaten.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 29 augustus 2023, OR 2023-0204, The Famous Bakery B.V. – bestuurdersaansprakelijkheid feitelijk bestuurders
In deze zaak is sprake van onrechtmatig handelen jegens een leverancier door het plaatsen van bestellingen terwijl al duidelijk was dat de vennootschap deze niet meer kon betalen. In de uitspraak staat de vraag centraal of vader en zoon als feitelijk beleidsbepalers van de vennootschap aansprakelijk zijn. Hoewel Senior niet als bestuurder stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel ten tijde van de bestellingen aan de leverancier en de bestellingen niet door Senior zijn geplaatst, moet worden aangenomen dat Senior feitelijk het beleid bepaalde. De tijdelijk ingeschreven bestuurder heeft niet daadwerkelijk als bestuurder opgetreden; de financiële taken binnen de onderneming werden verzorgd door Senior; Senior heeft onderhandelingen gevoerd met de leverancier en verklaard dat de tijdelijk bestuurder was aangesteld om aan aansprakelijkheidsrisico’s te ontsnappen. Junior kan niet worden aangemerkt als feitelijk bestuurder. Dat de bestellingen door hem zijn geplaatst, doet hier niet aan af. Bij zijn functie als marketingmanager past in de normale uitoefening van de taken het onderhouden van contacten met derden namens het bedrijf.
Rechtbank Oost-Brabant 14 september 2023, OR 2023-0203, Aansprakelijkheid bestuurder van huurder tegenover verhuurder in verband met turboliquidatie
Een bestuurder komt in verzet tegen een verstekvonnis. Het verstekvonnis blijft grotendeels in stand. De kantonrechter oordeelt dat sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid als gevolg van het middels turboliquidatie ontbinden van vennootschappen die nog beschikten over baten. De bestuurder treft een persoonlijk ernstig verwijt omdat deze, ondanks het bestaan van baten, vereffening achterwege heeft gelaten, terwijl de bestuurder wist of behoorde te weten dat een schuldeiser hierdoor werd benadeeld. Mede van belang is dat de bestuurder de wederpartij niet heeft geïnformeerd over de liquidatie en de bestuurder betalingstoezeggingen heeft gedaan namens de ontbonden vennootschappen. Omdat de baten wél gedeeltelijk zijn aangewend ter voldoening van andere schuldeisers, is sprake van selectieve betaling.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 19 september 2023, OR 2023-0205, Kubus Coöperatie U.A./Uittredend lid
Een coöperatie die ondersteuning biedt aan onder andere administratie- en advieskantoren heeft in de ledenovereenkomst met een lid een bepaling opgenomen die inhoudt dat het lid bij uittreding een uittreedvergoeding moet betalen. Als het vertrekkende lid weigert deze vergoeding te betalen, vordert de coöperatie betaling van de uittreedvergoeding. In eerste aanleg wijst de kantonrechter de vordering af, omdat de uittreedbepaling – in strijd met artikel 2:60 BW – niet is opgenomen in de statuten. In hoger beroep bekrachtigt het hof de uitspraak van de kantonrechter. Het betoog van de coöperatie dat sprake is van een franchiseovereenkomst en artikel 2:60 BW daarom niet van toepassing is, wordt door het hof verworpen. Het hof overweegt dat, door de franchiseorganisatie in te bedden in een coöperatie, het dwingendrechtelijke kader van een coöperatie van toepassing is, zodat het ontbreken van een statutaire grondslag maakt dat de coöperatie zich niet kan beroepen op de in de ledenovereenkomst opgenomen uittreedbepaling.
Onze zoekfunctie
Wist u dat OR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief?
Onze website biedt u bijvoorbeeld de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zo kunt u bijvoorbeeld zoeken op onderwerp, instantie, rechter of advocaat.
Kijk hier voor meer informatie over de mogelijkheden.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de ondernemingsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, dan kunt u mailen naar or-updates@budh.nl. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar info@boomjuridisch.nl.
Met vriendelijke groet,
Karel Boonzaaijer, Corinne Kuipers, Evert Leemreis en Emmanuel Lokin
Hoofdredactie OR Updates
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Een coöperatie die ondersteuning biedt aan onder andere administratie- en advieskantoren heeft in de ledenovereenkomst met een lid een bepaling opgenomen die inhoudt dat het lid bij uittreding een uittreedvergoeding moet betalen. Als het vertrekkende lid weigert deze vergoeding te betalen, vordert de coöperatie betaling van de uittreedvergoeding. In eerste aanleg wijst de kantonrechter de vordering af, omdat de uittreedbepaling – in strijd met artikel 2:60 BW – niet is opgenomen in de statuten. In hoger beroep bekrachtigt het hof de uitspraak van de kantonrechter. Het betoog van de coöperatie dat sprake is van een franchiseovereenkomst en artikel 2:60 BW daarom niet van toepassing is, wordt door het hof verworpen. Het hof overweegt dat, door de franchiseorganisatie in te bedden in een coöperatie, het dwingendrechtelijke kader van een coöperatie van toepassing is, zodat het ontbreken van een statutaire grondslag maakt dat de coöperatie zich niet kan beroepen op de in de ledenovereenkomst opgenomen uittreedbepaling. 19-09-2023
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden In deze zaak is sprake van onrechtmatig handelen jegens een leverancier door het plaatsen van bestellingen terwijl al duidelijk was dat de vennootschap deze niet meer kon betalen. In de uitspraak staat de vraag centraal of vader en zoon als feitelijk beleidsbepalers van de vennootschap aansprakelijk zijn. Hoewel Senior niet als bestuurder stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel ten tijde van de bestellingen aan de leverancier en de bestellingen niet door Senior zijn geplaatst, moet worden aangenomen dat Senior feitelijk het beleid bepaalde. De tijdelijk ingeschreven bestuurder heeft niet daadwerkelijk als bestuurder opgetreden; de financiële taken binnen de onderneming werden verzorgd door Senior; Senior heeft onderhandelingen gevoerd met de leverancier en verklaard dat de tijdelijk bestuurder was aangesteld om aan aansprakelijkheidsrisico’s te ontsnappen. Junior kan niet worden aangemerkt als feitelijk bestuurder. Dat de bestellingen door hem zijn geplaatst, doet hier niet aan af. Bij zijn functie als marketing manager past in de normale uitoefening van de taken het onderhouden van contacten met derden namens het bedrijf. 29-08-2023
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Er is sprake van bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW en artikel 2:11 BW ten gevolge van verhaalsfrustratie door de overdracht van alle activa en passiva – behalve de vordering van één specifieke schuldeiser – gevolgd door turboliquidatie van de vennootschap. Deze overdracht vond plaats terwijl de (indirect) bestuurder van de vennootschap wist (of had moeten weten) dat als gevolg van dit handelen de vennootschap geen verhaal zou bieden voor de vordering van haar schuldeiser. De kennis van de (indirect) bestuurder van de vennootschap wordt ook toegerekend aan de verkrijgende vennootschap. Door medewerking te verlenen aan de overname van de onderneming is ook sprake van onrechtmatig handelen aan haar zijde. Het hof bekrachtigt met het voorgaande de uitspraak van de rechtbank. 22-08-2023
- Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam De trustbestuurder van een joint venture beperkt via aandeelhoudersbesluiten de vertegenwoordigingsbevoegdheid van een van de joint venture partijen als bestuurder van een dochtervennootschap, met als gevolg dat deze joint venture partner feitelijk geen bestuurlijke zeggenschap meer heeft in de dochtervennootschap. Dit leidt tot een patstelling tussen de joint venture partijen en op het niveau van de joint venture. De OK beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken bij de joint venture. De OK benoemt op verzoek van de benadeelde joint venture partner een bestuurder bij de joint venture en bepaalt dat de aandelen van de joint venture partners ten titel van beheer zijn overgedragen aan een beheerder. De OK houdt de aanwijzing van een onderzoeker aan om te bezien of al door te nemen onmiddellijke voorzieningen een oplossing van het geschil kan worden bereikt. 20-07-2023
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch In eerste aanleg wordt geoordeeld dat een bestuurder van een vennootschap ernstig verwijtbaar handelt door de verkoop tegen een aanzienlijk te lage koopprijs van aandelen die de vennootschap hield in een andere vennootschap. De verkrijgende vennootschap, die dezelfde bestuurder had als de verkopende vennootschap, handelt onrechtmatig door deze verrijking ten koste van de vervreemdende vennootschap. Dit oordeel van de rechtbank wordt bevestigd in hoger beroep. 18-07-2023
Rechtbank
- Rechtbank Noord-Holland De curator van een failliete vennootschap spreekt de bestuurder aan, onder meer op grond van artikel 2:248 BW. De bestuurder zou de administratieplicht en deponeringsplicht hebben verzaakt. De rechtbank komt tot de conclusie dat niet is gebleken dat de administratie niet op orde was. De bestuurder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de stellingen van de curator. Dit verweer heeft de curator niet kunnen weerleggen, (mede) omdat de fysieke administratie is vernietigd door de partij waar de curator de administratie had opgeslagen. De jaarrekening over het jaar voorafgaand aan het faillissement is wel te laat gedeponeerd. Toch leidt dat niet tot aansprakelijkheid van de bestuurder, omdat hij een andere belangrijke oorzaak van het faillissement weet aan te wijzen, namelijk problemen met een grote klant en bevriezing van het krediet door de bank. 04-10-2023
- Rechtbank Oost-Brabant Een bestuurder komt in verzet tegen een verstekvonnis. Het verstekvonnis blijft grotendeels in stand. De kantonrechter oordeelt dat sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid als gevolg van het middels turboliquidatie ontbinden van vennootschappen die nog beschikten over baten. De bestuurder treft een persoonlijk ernstig verwijt omdat deze, ondanks het bestaan van baten, vereffening achterwege heeft gelaten, terwijl de bestuurder wist of behoorde te weten dat een schuldeiser hierdoor werd benadeeld. Mede van belang is dat de bestuurder de wederpartij niet heeft geïnformeerd over de liquidatie en de bestuurder betalingstoezeggingen heeft gedaan namens de ontbonden vennootschappen. Omdat de baten wél gedeeltelijk zijn aangewend ter voldoening van andere schuldeisers, is sprake van selectieve betaling. 14-09-2023
- Rechtbank Den Haag De curator van een groep van kinderdagverblijven spreekt de statutaire en feitelijke bestuurders aan in verband met kennelijk onbehoorlijk bestuur ex artikel 2:248 BW. De rechtbank wijst de vordering toe. Geen redelijk denkend bestuurder zou toelaten dat onder meer groepsvennootschappen na overname geen eigen bankrekening hadden en dat hun inkomsten werden bijgeschreven op de bankrekening van de koper, dat geen administratie beschikbaar is waaruit blijkt welke transacties plaatsvonden ten behoeve van welke groepsvennootschap en dat geen onderscheid werd gemaakt tussen de verschillende vermogens van de vennootschappen. De curator had daarnaast een bestuursverbod gevorderd ten aanzien van een van de bestuurders, maar heeft deze vordering later ingetrokken. 10-05-2023
- Rechtbank Midden-Nederland Deze zaak speelt zich af tussen dezelfde partijen als in de bekende Sirowa-uitkoopprocedure (zie OR 2020-0392). De daarin tot overdracht van zijn 5% van de aandelen in Sirowa International Holding B.V. veroordeelde minderheidsaandeelhouder stelt een vordering tot uittreding op grond van artikel 2:343 BW in tegen de DGA die eerder de aandelen in Sirowa Holding overnam. De minderheidsaandeelhouder vordert kort gezegd dat de DGA van Pharmaceutical Marketing Services Holding B.V. de 5% van de aandelen verplicht van de aandeelhouder overneemt voor ongeveer 1 miljoen euro. De minderheidsaandeelhouder is namelijk van mening dat hij door de gedragingen van de DGA zodanig in zijn rechten of belangen is geschaad, dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd. Met name nu de DGA hem door bepaalde handelingen zwaar financieel zou hebben benadeeld. De rechtbank komt tot het oordeel dat de DGA verplicht wordt tot het overnemen van de aandelen, maar wel voor een aanzienlijk lager bedrag dan gevorderd door de aandeelhouder. De rechtbank benoemt geen deskundige maar stelt de prijs zelf vast, waarbij zij een billijke verhoging toepast vanwege benadelende gedragingen door de DGA, waarvoor eventuele vorderingen tot schadevergoeding al verjaard zijn. De rechtbank verwijst naar de overwegingen van de OK en de Hoge Raad in de Sirowa-zaak, waarin dit is gedaan respectievelijk toegelaten. 15-03-2023