Update
Geachte mevrouw/heer,
Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan.
Rechtspraak
In deze nieuwsbrief vindt u een overzicht van de rechtspraak die sinds de vorige nieuwsbrief op www.or-updates.nl is gepubliceerd.
Onderaan deze mail vindt u handige linkjes met weekoverzichten per instantie en kunt u de pdf met alle nieuw toegevoegde samenvattingen van ondernemingsrechtelijke uitspraken vanaf de website downloaden.
Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit:
Hoge Raad 4 oktober 2024, OR 2024-0210, Matiging van en hoofdelijkheid bij schadevergoeding bestuurdersaansprakelijkheid
In deze Caribische zaak, samengevat door Sophie Slijkhuis, vordert een stichting hoofdelijke veroordeling ex artikel 2:14 BWC (artikel 2:9 BW) tot betaling van schadevergoeding door bestuurders wegens onbehoorlijke taakvervulling. De vordering wordt in eerste en tweede instantie gedeeltelijk toegewezen. In cassatie staat onder meer ter discussie het matigingsoordeel van het hof op grond van artikel 6:109 BWC (artikel 6:109 BW). Zo had het hof reeds gematigd terwijl de volledige omvang van de schade nog niet was vastgesteld. De Hoge Raad oordeelt in dat kader dat, hoewel in de regel pas wordt gematigd na vaststelling van de volledige schadevergoeding, de rechter rechtsgeldig een andere benadering kan volgen.
Hoge Raad 27 september 2024, OR 2024-0215, OI European Group B.V./Petróleos de Venezuela S.A. c.s.
Een aandeelhoudster lijdt schade doordat de Boliviaanse Republiek Venezuela fabrieken van een Venezolaans staatsoliebedrijf heeft onteigend. De aandeelhoudster wil haar schade verhalen op zowel Venezuela als het staatsoliebedrijf en haar deels Nederlandse dochtermaatschappijen. Zij bepleit daarbij de vereenzelviging van het concern en Venezuela. Ook doet zij een beroep op onrechtmatige verhaalsfrustratie. In hoger beroep zijn de vorderingen van de aandeelhoudster afgewezen. A-G Assink concludeert dat de cassatieklachten tegen dit oordeel moeten worden afgewezen. De Hoge Raad doet de zaak af met een beroep op artikel 81 lid 1 RO. Alissa Schulz besteedt in haar samenvatting van deze uitspraak de nodige aandacht aan het oordeel van het hof, de cassatieklachten en de conclusie van de A-G.
Gerechtshof Amsterdam (OK) 30 mei 2024, OR 2024-0209, Enquête Image Building c.s. - Omkoping en andere misstanden leiden tot een enquête
Deze zaak, samengevat door Vera van Erpers Roijaards, betreft een enquêteverzoek van een bestuurder en aandeelhouder (38%) van een vennootschap die een onderneming exploiteert op het gebied van buitencommunicatie, waaronder de verkoop en plaatsing van reclameborden. Volgens verzoekster is sprake van ernstige financiële misstanden, waaronder mogelijk zelfs strafbare feiten, die een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschap en haar 100% dochter rechtvaardigen. Volgens de belanghebbenden (voornamelijk minderheidsaandeelhouders van de vennootschap) vormt een enquête echter een bedreiging voor de continuïteit van de onderneming en moet het verzoek daarom worden afgewezen. Hoewel een enquête een risico op reputatieschade kan vormen waarmee mogelijk de continuïteit van de vennootschap en haar onderneming in het geding kunnen komen, brengt deze omstandigheid volgens de OK in dit geval niet mee dat het enquêteverzoek moet worden afgewezen. Het maatschappelijk belang van openheid van zaken over mogelijk wanbeleid en de preventieve werking die daarvan het gevolg kan zijn, moeten hier de doorslag geven. Dit is ook in het belang van de vennootschappen zelf. De OK ziet voldoende aanleiding voor het treffen van onmiddellijke voorzieningen en het gelasten van een enquête.
Onze zoekfunctie
Wist u dat OR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief?
Onze website biedt u bijvoorbeeld de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zo kunt u bijvoorbeeld zoeken op onderwerp, instantie, rechter of advocaat.
Kijk hier voor meer informatie over de mogelijkheden.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de ondernemingsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, dan kunt u mailen naar or-updates@budh.nl. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar juridisch@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Karel Boonzaaijer, Evert Leemreis en Emmanuel Lokin
Hoofdredactie OR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad In deze Caribische zaak vordert een stichting hoofdelijke veroordeling ex artikel 2:14 BWC (artikel 2:9 BW) tot betaling van schadevergoeding door bestuurders wegens onbehoorlijke taakvervulling. De vordering wordt in eerste en tweede instantie gedeeltelijk toegewezen. In cassatie staat onder meer ter discussie het matigingsoordeel van het hof op grond van artikel 6:109 BWC (artikel 6:109 BW). Zo had het hof reeds gematigd terwijl de volledige omvang van de schade nog niet was vastgesteld. De Hoge Raad oordeelt in dat kader dat, hoewel in de regel pas wordt gematigd na vaststelling van de volledige schadevergoeding, de rechter rechtsgeldig een andere benadering kan volgen. 04-10-2024
- Hoge Raad Een aandeelhoudster lijdt schade doordat de Boliviaanse Republiek Venezuela fabrieken van een Venezolaans staatsoliebedrijf heeft onteigend. De aandeelhoudster wil haar schade verhalen op zowel Venezuela als het staatsoliebedrijf en haar deels Nederlandse dochtermaatschappijen. Zij bepleit daarbij de vereenzelviging van het concern en Venezuela. Ook doet zij een beroep op onrechtmatige verhaalsfrustratie. In hoger beroep zijn de vorderingen van de aandeelhoudster afgewezen. A-G Assink concludeert dat de cassatieklachten tegen dit oordeel moeten worden afgewezen. De Hoge Raad doet de zaak af met een beroep op artikel 81 lid 1 RO. 27-09-2024
Hof
- Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam In een enquêteprocedure van een Nederlandse vennootschap die in Duitsland failliet is verklaard, verzoekt de onderzoeker de raadsheer-commissaris om de Duitse curator te bevelen hem (inzage in) stukken te verschaffen. De curator heeft beargumenteerd dat hij naar Duits recht niet verplicht kan worden stukken uit het faillissement af te geven en dat kosten die daaraan verbonden zijn niet ten laste van de boedel mogen worden gebracht. Hoewel de raadsheer-commissaris bevoegd is het bevel te geven, kan de Duitse curator niet gehouden worden daaraan gehoor te geven. Het verzoek wordt daarom afgewezen, nu de onderzoeker onvoldoende belang heeft bij toewijzing. De raadsheer-commissaris gaat er wel van uit dat de curator bereid is redelijke en gespecificeerde verzoeken in te willigen, mits de kosten van de curator op voorhand worden voldaan. 22-10-2024
- Gerechtshof Den Haag De bestuurder en eigenaar van een gefailleerde bv wordt op vordering van de curator veroordeeld tot betaling van het boedeltekort wegens onbehoorlijk bestuur. Niet alleen wegens schending van de administratie- en publicatieplicht, maar ook omdat de continuïteit van de onderneming niet werd gewaarborgd. De curator heeft verder niet onrechtmatig gehandeld door de verkoop van machines van een vennootschap te realiseren nu deze vennootschap niet het eigendomsrecht had. Het oordeel in eerste aanleg dat deze vennootschap aansprakelijk is voor een oneigenlijke en onrechtmatige voortzetting van de bedrijfsactiviteiten van failliet, blijft in hoger beroep in stand. 17-09-2024
- Gerechtshof Amsterdam De Stichting Pensioenfonds UWV besluit een aspirant-bestuurslid wegens onvoldoende geschiktheid niet te benoemen tot bestuurslid en zijn aspirant-bestuurslidmaatschap met onmiddellijke ingang te beëindigen. Daarop spant hij een procedure aan, stellend dat desbetreffende besluiten (ver)nietig(baar) zijn en dat hij recht is blijven houden op de vergoeding voor aspirant-bestuursleden. Na zijn overlijden zetten zijn erfgenamen de procedure voort. Het hof oordeelt dat de erven geen belang hebben bij hun vorderingen. Het enkele feit dat de aspirant-bestuurder door de stichting niet (voldoende) geschikt werd geoordeeld voor lidmaatschap van haar bestuur, levert op zichzelf geen aantasting op van zijn reputatie. Volgens het beloningsbeleid had de aspirant-bestuurder geen vacatiegeld ontvangen bij vernietiging van het besluit. 03-09-2024
- Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam OK; enquête. De zaak betreft een enquêteverzoek van een bestuurder en aandeelhouder (38%) van een vennootschap die een onderneming exploiteert op het gebied van buitencommunicatie, waaronder de verkoop en plaatsing van reclameborden. Volgens verzoekster is sprake van ernstige financiële misstanden, waaronder mogelijk zelfs strafbare feiten, die een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de vennootschap en haar 100% dochter rechtvaardigen. Volgens de belanghebbenden (voornamelijk minderheidsaandeelhouders van de vennootschap) vormt een enquête echter een bedreiging voor de continuïteit van de onderneming en moet het verzoek daarom worden afgewezen. Hoewel een enquête een risico op reputatieschade kan vormen waarmee mogelijk de continuïteit van de vennootschap en haar onderneming in het geding kunnen komen, brengt deze omstandigheid volgens de OK in dit geval niet mee dat het enquêteverzoek moet worden afgewezen. Het maatschappelijk belang van openheid van zaken over mogelijk wanbeleid en de preventieve werking die daarvan het gevolg kan zijn, moeten hier de doorslag geven. Dit is ook in het belang van de vennootschappen zelf. De OK ziet voldoende aanleiding voor het treffen van onmiddellijke voorzieningen en het gelasten van een enquête. 30-05-2024
Rechtbank
- Rechtbank Midden-Nederland Eiser vordert betaling van een openstaande factuur van gedaagde. Gedaagde is de bestuurder van een vennootschap waarmee eiser een overeenkomst heeft gesloten. De overeenkomst betrof de overname van een voorraad energydrank die niet voldeed aan Nederlandse regelgeving. De gedaagde haalde de voorraad op, maar voldeed de factuur niet. Gedaagde voert aan dat betaling afhankelijk was van het ontvangen van gelden van een afnemer. De rechtbank verwerpt dit verweer wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank houdt gedaagde persoonlijk aansprakelijk voor de schade van eiser, omdat hij kort na het aangaan van de verplichting de vennootschap liquideerde via een turboliquidatie, zonder dat de factuur werd voldaan. Dit handelen wordt als ernstig verwijtbaar aangemerkt, mede omdat gedaagde inconsistente verklaringen geeft over de redenen voor de liquidatie en geen aantoonbare pogingen deed om betaling door zijn afnemer af te dwingen. 07-10-2024
- Rechtbank Noord-Holland Eisers dagvaarden een ontbonden vennootschap met als doel het verkrijgen van een verklaring van waardeloosheid van een ten behoeve van de ontbonden vennootschap ingeschreven recht van hypotheek. De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de ontbonden vennootschap af, maar stelt dat eisers als onmiddellijk belanghebbenden een zelfstandig belang hebben bij toewijzing van de verklaring van waardeloosheid. De rechtbank verklaart de hypothecaire vordering waardeloos. 06-09-2024