Update
Geachte mevrouw/heer,
Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan.
Rechtspraak
In deze nieuwsbrief vindt u een overzicht van de rechtspraak die sinds de vorige nieuwsbrief op www.or-updates.nl is gepubliceerd.
Onderaan deze mail vindt u handige linkjes met weekoverzichten per instantie en kunt u de pdf met alle nieuw toegevoegde samenvattingen van ondernemingsrechtelijke uitspraken vanaf de website downloaden.
Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit:
Hoge Raad 10 januari 2025, OR 2025-0031, Kubus Coöperatie U.A./Uittredend lid
Een coöperatie heeft in de ledenovereenkomst een bepaling opgenomen die inhoudt dat een lid bij uittreding een uittreedvergoeding moet betalen. Als het vertrekkende lid weigert deze vergoeding te betalen, vordert de coöperatie betaling van de uittreedvergoeding. In eerste aanleg wijst de kantonrechter de vordering af, omdat de uittreedbepaling – in strijd met artikel 2:60 BW – niet is opgenomen in de statuten. In hoger beroep bekrachtigt het hof de uitspraak van de kantonrechter. Het hof overweegt dat, door de franchiseorganisatie in te bedden in een coöperatie, het dwingendrechtelijke kader van een coöperatie van toepassing is, zodat het ontbreken van een statutaire grondslag maakt dat de coöperatie zich niet kan beroepen op de in de ledenovereenkomst opgenomen uittreedbepaling. De coöperatie heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. De onderdelen van het cassatiemiddel behandelen onder meer de vragen of (1) de in de franchiseovereenkomst vastgelegde uittreedvergoeding kwalificeert als een uittreedvoorwaarde in de zin van artikel 2:60 BW, en (2) of dit beding, gelet op artikel 2:60 BW, rechtsgeldig en afdwingbaar is, ondanks het ontbreken van een statutaire grondslag. De A-G concludeert tot verwerping van het cassatieberoep. Volgens de Hoge Raad heeft het hof terecht geoordeeld dat uit artikel 2:60 BW voortvloeit dat een uittreedvoorwaarde – zoals de in de overeenkomst opgenomen uittreedvergoeding – een statutaire grondslag moet hebben. Zonder een statutaire grondslag kan een dergelijke voorwaarde niet rechtsgeldig worden overeengekomen. De overige klachten van het middel geven evenmin aanleiding tot cassatie (art. 81 lid 1 RO). In zijn samenvatting van de uitspraak gaat Daan Kalter onder meer uitgebreid in op de conclusie van de A-G.
Hoge Raad 24 januari 2025, OR 2025-0027, Jurisprudentie over rechterswissel na mondelinge behandeling geldt ook voor raden OK
De aandelen in een bv worden gehouden door eiser en verweerder, van wie twee broers weer enig aandeelhouder zijn. De broers hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin de ene broer de aandelen in de bv zou overdragen aan de andere broer. Aan de vaststellingsovereenkomst is geen uitvoering gegeven. Over en weer zijn vorderingen ingesteld op de voet van de wettelijke geschillenregeling. De OK gelast vervolgens een mondelinge behandeling, waarna zij twee tussenarresten wijst. Haar eindarrest wijst de OK in een gewijzigde samenstelling van zowel raadsheren als raden. De Hoge Raad bevestigt in dit arrest, dat is samengevat door Hanne Boven, dat de regels die gelden voor een rechterswissel (HR 20 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:472) ook gelden voor raden in de OK. De Hoge Raad vernietigt het eindarrest en verwijst het terug naar de OK voor verdere behandeling en beslissing.
Gerechtshof Den Haag 15 oktober 2024, OR 2025-0032, Vergoeding van, deels afgeleide, schade op te maken bij staat wegens zelfstandige onrechtmatige daad Staat der Nederlanden jegens bestuurder en aandeelhouders
De Staat is een strafrechtelijk opsporingsonderzoek gestart naar een bestuurder en verschillende al dan niet direct en/of deels aan haar toebehorende vennootschappen. Zij zijn uiteindelijk allen vrijgesproken, zodat sprake is van een zelfstandige onrechtmatige daad van de Staat jegens ieder van hen. De bestuurder en de vennootschappen vorderen vergoeding van de door hen geleden schade. Het hof oordeelt in deze uitspraak, die is samengevat door Sophie Slijkhuis, dat voor vergoeding ook in aanmerking komt de schade wegens de waardedaling van de aandelen in andere vennootschappen, de afgeleide schade, mits het causaal verband van de onrechtmatige daad jegens de aandeelhouder (en dus niet die jegens de vennootschap zelf) en de geleden schade in de schadestaatprocedure wordt aangetoond.
Onze zoekfunctie
Wist u dat OR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief?
Onze website biedt u bijvoorbeeld de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zo kunt u bijvoorbeeld zoeken op onderwerp, instantie of uitspraakdatum.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de ondernemingsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, dan kunt u mailen naar or-updates@budh.nl. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar juridisch@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Karel Boonzaaijer, Evert Leemreis en Emmanuel Lokin
Hoofdredactie OR Updates
Hoge Raad
- Hoge Raad De aandelen in een bv worden gehouden door eiser en verweerder, van wie twee broers weer enig aandeelhouder zijn. De broers hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin de ene broer de aandelen in de bv zou overdragen aan de andere broer. Aan de vaststellingsovereenkomst is geen uitvoering gegeven. Over en weer zijn vorderingen ingesteld op de voet van de wettelijke geschillenregeling. De OK gelast vervolgens een mondelinge behandeling, waarna zij twee tussenarresten wijst. Haar eindarrest wijst de OK in een gewijzigde samenstelling van zowel raadsheren als raden. De Hoge Raad bevestigt in dit arrest dat de regels die gelden voor een rechterswissel (HR 20 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:472) ook gelden voor raden in de OK. De Hoge Raad vernietigt het eindarrest en verwijst het terug naar de OK voor verdere behandeling en beslissing. 24-01-2025
- Hoge Raad Een coöperatie heeft in de ledenovereenkomst een bepaling opgenomen die inhoudt dat een lid bij uittreding een uittreedvergoeding moet betalen. Als het vertrekkende lid weigert deze vergoeding te betalen, vordert de coöperatie betaling van de uittreedvergoeding. In eerste aanleg wijst de kantonrechter de vordering af, omdat de uittreedbepaling – in strijd met artikel 2:60 BW – niet is opgenomen in de statuten. In hoger beroep bekrachtigt het hof de uitspraak van de kantonrechter. Het hof overweegt dat, door de franchiseorganisatie in te bedden in een coöperatie, het dwingendrechtelijke kader van een coöperatie van toepassing is, zodat het ontbreken van een statutaire grondslag maakt dat de coöperatie zich niet kan beroepen op de in de ledenovereenkomst opgenomen uittreedbepaling. De coöperatie heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. De onderdelen van het cassatiemiddel behandelen onder meer de vragen of (1) de in de franchiseovereenkomst vastgelegde uittreedvergoeding kwalificeert als een uittreedvoorwaarde in de zin van artikel 2:60 BW, en (2) of dit beding, gelet op artikel 2:60 BW, rechtsgeldig en afdwingbaar is, ondanks het ontbreken van een statutaire grondslag. De A-G concludeert tot verwerping van het cassatieberoep. Volgens de Hoge Raad heeft het hof terecht geoordeeld dat uit artikel 2:60 BW voortvloeit dat een uittreedvoorwaarde – zoals de in de overeenkomst opgenomen uittreedvergoeding – een statutaire grondslag moet hebben. Zonder een statutaire grondslag kan een dergelijke voorwaarde niet rechtsgeldig worden overeengekomen. De overige klachten van het middel geven evenmin aanleiding tot cassatie (art. 81 lid 1 RO). 10-01-2025
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Een vennootschap betrekt een geturboliquideerde bv waarop de vennootschap nog een vordering heeft in rechte via de bewaarder van de boeken en bescheiden en vordert betaling onder de overeenkomst. De vennootschap wordt door de kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard. Het hof bekrachtigt dit vonnis. De vennootschap had om heropening van de vereffening kunnen verzoeken, maar heeft dit nagelaten. De niet meer bestaande vennootschap is niet aan te spreken voor eventuele schulden en evenmin de bewaarder, die geen bestuurder of vereffenaar is. 21-01-2025
- Gerechtshof Amsterdam Van een failliete vennootschap worden de rechtspersoon-bestuurder, de indirect bestuurder en de feitelijk bestuurder door de curator aansprakelijk gesteld op grond van artikel 2:248 BW. De bewijsvermoedens van lid 2 zijn van toepassing, omdat de boekhoudplicht en de publicatieplicht zijn geschonden. De bestuurders kunnen het bewijsvermoeden dat het faillissement is veroorzaakt door kennelijk onbehoorlijk bestuur niet weerleggen. Wel matigt het hof het bedrag waarvoor de bestuurders aansprakelijk zijn op grond van lid 4, vanwege de wijze waarop het faillissement is afgewikkeld. De schuldenlast van de vennootschap bedraagt ongeveer € 13.000, terwijl de faillissementskosten mede door de gevoerde procedure in eerste aanleg al waren opgelopen tot ruim € 48.000. Het hof overweegt dat het disproportioneel en onredelijk is om de bestuurders te veroordelen tot betaling van het boedeltekort, dat ruim zes keer zo hoog is als de schuldenlast. Het hof matigt het bedrag waarvoor de bestuurders aansprakelijk zijn daarom tot € 30.000. De curator heeft ook paulianavorderingen ingesteld in verband met betalingen aan de rechtspersoon-bestuurder. Deze vorderingen worden deels toegewezen. Deels zagen de betalingen op managementfee. De rechtspersoon-bestuurder heeft een kopie van de managementovereenkomst overgelegd, maar dient op verzoek van de curator de originele getekende versie ter griffie van het hof te deponeren. In afwachting daarvan wordt de zaak aangehouden. 14-01-2025
- Gerechtshof Den Haag De Staat is een strafrechtelijk opsporingsonderzoek gestart naar een bestuurder en verschillende al dan niet direct en/of deels aan haar toebehorende vennootschappen. Zij zijn uiteindelijk allen vrijgesproken, zodat sprake is van een zelfstandige onrechtmatige daad van de Staat jegens ieder van hen. De bestuurder en de vennootschappen vorderen vergoeding van de door hen geleden schade. Het hof oordeelt dat voor vergoeding ook in aanmerking komt de schade wegens de waardedaling van de aandelen in andere vennootschappen, de afgeleide schade, mits het causaal verband van de onrechtmatige daad jegens de aandeelhouder en de geleden schade in de schadestaatprocedure wordt aangetoond. 15-10-2024
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch In deze zaak vordert de appellant, mede namens zijn drie kinderen, dat zijn moeder en broer meewerken aan het instellen van een Raad van Advies binnen de STAK die alle aandelen houdt binnen het familiebedrijf. De voorzieningenrechter had de vordering afgewezen wegens onvoldoende spoedeisend belang. Het hof oordeelt echter dat appellanten wel recht hebben op en spoedeisend belang hebben bij het instellen van de Raad van Advies, zoals bepaald in de statuten van de STAK, en veroordeelt de moeder en broer om hieraan mee te werken. 15-10-2024
- Gerechtshof Amsterdam Een groep studievrienden, waaronder enkele broers, startte een Nederlandse growshop en later een cannabisproductiebedrijf in de VS. Door conflicten over inspanningen en prestaties verslechtert de samenwerking, waarna de door hen opgerichte vennootschappen worden ontbonden. Er ontstaat een geschil over de ontbinding, een niet terugbetaalde lening en een vermeende verschuldigde managementvergoeding. De rechtbank oordeelt dat de lening moet worden terugbetaald en dat de broers hiervoor persoonlijk aansprakelijk zijn. De vordering over de managementvergoeding wordt afgewezen. In hoger beroep oordeelt het hof dat de vennootschap rechtsgeldig is ontbonden en schorst het hof de broers als vereffenaars wegens hun gedragingen. De persoonlijke aansprakelijkheid van de broers voor de lening wordt afgewezen bij gebrek aan voldoende bewijs. 01-10-2024
Rechtbank
- Rechtbank Overijssel De rechtbank verwijt de bestuurder van een failliet transportbedrijf onbehoorlijk bestuur door de publicatieplicht te schenden. Het verweer van de bestuurder faalt door gebrek aan motivering, waardoor de bestuurder het boedeltekort moet vergoeden. 22-01-2025
- Rechtbank Rotterdam Een vereniging verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat een ontbindingsbesluit met een circa vijf jaar later genomen herroepingsbesluit rechtsgeldig is herroepen. Omdat de herroeping van een ontbindingsbesluit niet bij wet is geregeld, beoordeelt de rechtbank het verzoek aan de door de Hoge Raad in het Rifgat-arrest (ECLI:NL:HR:2014:3677) ontwikkelde criteria. De rechtbank oordeelt dat aan al deze criteria is voldaan en wijst het verzoek toe. 14-01-2025
- Rechtbank Noord-Nederland Verzoekster vraagt om heropening van de vereffening van een vennootschap die is overgegaan tot turboliquidatie. Verzoekster heeft naar eigen zeggen schade geleden omdat verweerster onjuist advies heeft gegeven over de constructie van een dak, waardoor het dak van een andere bedrijfshal is ingestort vanwege sneeuwophoping en/of smeltwater. Verzoekster wil haar schade verhalen op verweerster en verweerster heeft daarom mogelijk nog een claim op haar schadeverzekeraar. De rechtbank wijst het verzoek tot heropening van de vereffening toe. Of verzoekster een vordering heeft en of verweerster een claim heeft op haar schadeverzekeraar, moet met grote terughoudendheid worden beoordeeld en een mogelijke vordering op de schadeverzekeraar van verweerster is een potentiële bate op grond waarvan de vereffening kan worden heropend. 08-01-2025
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant De curator stelt de bestuurder aansprakelijk voor het faillissementstekort. De rechtbank wijst deze vordering bij verstek toe. Daarnaast vordert de curator van een andere partij terugbetaling van een bedrag wegens onverschuldigde betaling. Deze vordering wordt afgewezen bij gebrek aan voldoende onderbouwing. 08-01-2025
- Rechtbank Noord-Holland Een stichting wil fuseren met een vereniging en dient zich daartoe eerst zelf om te zetten in een vereniging. Zij verzoekt de rechtbank op de voet van artikel 2:18 lid 4 BW daartoe machtiging te verlenen. Aangezien aan alle vereisten is voldaan, verleent de rechtbank de stichting de verzochte machtiging tot omzetting in een vereniging. 20-12-2024