Update
Geachte mevrouw/heer,
Bijgaand treft u een nieuwe OR Update aan.
Rechtspraak
In deze nieuwsbrief vindt u een overzicht van de rechtspraak die sinds de vorige nieuwsbrief op www.or-updates.nl is gepubliceerd.
Onderaan deze mail vindt u handige linkjes met weekoverzichten per instantie en kunt u de pdf met alle nieuw toegevoegde samenvattingen van ondernemingsrechtelijke uitspraken vanaf de website downloaden.
Wij lichten de volgende uitspraken hier voor u uit:
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 19 november 2025, OR 2025-0044, Persoonlijke aansprakelijkheid feitelijk bestuurder met toepassing van Ontvanger/Roelofsen-maatstaf
In deze door Abdessamad El Allaoui samengevatte zaak, laat de feitelijk bestuurder c.q. feitelijk beleidsbepaler van een vastgoedonderneming de facturen van een door de vastgoedonderneming ingeschakelde advocaat onbetaald. Het advocatenkantoor dagvaardt zowel de vastgoedonderneming als de feitelijk bestuurder en vordert betaling van een bedrag ter hoogte van de openstaande facturen voor de door de advocaat verrichte werkzaamheden. In eerste aanleg wordt alleen de vastgoedonderneming veroordeeld tot betaling. Het hof oordeelt in hoger beroep dat ook de feitelijk bestuurder op grond van onrechtmatig handelen aansprakelijk is voor de hoogte van de openstaande facturen. Het hof past de maatstaf uit het arrest Ontvanger/Roelofsen toe en komt, anders dan de rechtbank, tot het oordeel dat de feitelijk bestuurder een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt dat de vastgoedonderneming de overeenkomst van opdracht met de advocaat niet is nagekomen. Redengevend daartoe is onder meer het feit dat de feitelijk bestuurder bij herhaling namens de vastgoedonderneming heeft toegezegd tot betaling te zullen overgaan. Naar het oordeel van het hof heeft de feitelijk bestuurder c.q. feitelijk beleidsbepaler zodoende bewust een toestand bewerkstelligd waarin de opeisbare schuld aan het advocatenkantoor onvoldaan bleef. Daarmee was er sprake van als onrechtmatig aan te merken betalingsonwil zijdens de feitelijk bestuurder.
Gerechtshof Amsterdam 18 juni 2024, OR 2025-0042, Uitsluiting voorkeursrecht minderheidsaandeelhouder en tegenwerping kwaliteitseis
In deze door Anne-Mieke Dumoulin-Siemens samengevatte procedure speelt het volgende. Kort na oprichting heeft een vennootschap dringend een kapitaalverhoging nodig. De vennootschap besluit, na een daartoe strekkende statutenwijziging, tot uitgifte aan nieuwe investeerders van een nieuw soort aandelen waaraan bijzondere zeggenschapsrechten zijn verbonden, onder uitsluiting van het voorkeursrecht van de bestaande aandeelhouders. Bij de statutenwijziging wordt ook een kwaliteitseis voor haar aandeelhouders ingevoerd. Bij de uitgifte wordt het voorkeursrecht van de bestaande aandeelhouders uitgesloten (art. 2:206a lid 1 BW). Een van de bestaande aandeelhouders (appellante) stelt zich op het standpunt dat de uitsluiting van haar voorkeursrecht in strijd is met het gelijkheidsbeginsel (art. 2:201 lid 2 BW) en de redelijkheid en billijkheid (art. 2:8 BW) en leidt tot een verwatering van haar aandelenbelang die in strijd is met artikel 1 EP EVRM. Ook stelt zij dat de kwaliteitseis niet aan haar mag worden gesteld nu zij tegen de desbetreffende statutenwijziging heeft gestemd (art. 2:192 lid 1 BW). De rechtbank heeft de vorderingen van appellante als eiseres afgewezen. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover het ziet op de tegenwerping van de kwaliteitseis. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank voor het overige.
Rechtbank Rotterdam 20 november 2024, OR 2025-0043, Vernietiging van ontbindingsbesluit vanwege strijd met aandeelhoudersovereenkomst
In deze door Rens van den Nieuwenhuijsen samengevatte zaak, wordt dankzij de stem van de meerderheidsaandeelhouder (50,25%) – met gewone meerderheid van stemmen – besloten tot ontbinding van de vennootschap. De minderheidsaandeelhouder (49,75%) vordert onder verwijzing naar de aandeelhoudersovereenkomst vernietiging van dit besluit op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW, nu de aandeelhoudersovereenkomst een versterkte meerderheid van 60% voor een ontbindingsbesluit vereist. De rechtbank wijst de vordering toe en vernietigt het ontbindingsbesluit. Zij passeert daarmee het verweer dat recent gewijzigde statuten deze versterkte meerderheid niet meer vereisen.
Rechtbank Rotterdam 7 november 2024, OR 2025-0041, Vennootschap is ontbonden; geen herroeping ontbindingsbesluit; verklaring van blijven voortbestaan is niet verzocht
In deze door Mart Goudzwaard samengevatte uitspraak, verzoekt de voormalig aandeelhouder/bestuurder van een ontbonden vennootschap een verklaring voor recht dat de vennootschap niet is ontbonden. Hoewel de bestuurder bekend was met het feit dat er nog een batig banksaldo aanwezig was, heeft zij een zogenoemde turboliquidatie (art. 2:19 lid 4 BW) ingeschreven in het handelsregister, waarna de bestuurder geen toegang meer had tot het banksaldo. De rechtbank heeft de bestuurder geschreven dat zij het verzoek zo begrijpt dat een verklaring wordt gewenst dat de vennootschap is blijven voortbestaan (art. 2:19 lid 5 BW) wegens het bestaan van een bate, waarbij de rechtbank heeft aangegeven voorlopig van oordeel te zijn dat de vennootschap wel is ontbonden en dat herroeping van de ontbinding niet wordt verzocht. De bestuurder verzoekt vervolgens primair een verklaring voor recht dat de vennootschap niet is ontbonden en subsidiair herroeping van de ontbinding. De rechtbank wijst beide verzoeken af omdat uit de wet niet volgt dat door het voortbestaan wegens baten de vennootschap ook niet ontbonden zou zijn en omdat niet is voldaan aan de strenge vereisten die aan herroeping van een ontbindingsbesluit worden gesteld. De rechtbank merkt nog op dat een nieuw verzoek tot een verklaring voor recht dat de vennootschap is blijven voortbestaan in de zin van artikel 2:19 lid 5 BW nog steeds mogelijk is.
Onze zoekfunctie
Wist u dat OR Updates uit meer bestaat dan deze nieuwsbrief?
Onze website biedt u bijvoorbeeld de mogelijkheid om op doeltreffende wijze de database te doorzoeken, zodat u de voor u relevante uitspraken kunt vinden. Zo kunt u bijvoorbeeld zoeken op onderwerp, instantie of uitspraakdatum.
Inzenden eigen rechtspraak
Beschikt u zelf over een nog niet gepubliceerde uitspraak die relevant is voor de ondernemingsrechtpraktijk en rechtsontwikkeling, dan kunt u mailen naar or-updates@budh.nl. Wij stellen dat erg op prijs.
Vragen of opmerkingen
Mocht u vragen of opmerkingen hebben over deze nieuwsbrief, dan kunt u mailen naar juridisch@boom.nl.
Met vriendelijke groet,
Karel Boonzaaijer, Evert Leemreis en Emmanuel Lokin
Hoofdredactie OR Updates
Hof
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Een bestuurder heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hij is veroordeeld tot schadevergoeding, terwijl hij meent geen leaseovereenkomst te hebben gesloten met de autoverhuurder van wie hij een bestelbus had meegenomen. Nu de bestelbus door een andere onderneming werd gebruikt zonder dat daarover (schriftelijke) afspraken waren gemaakt, en gezien het feit dat de stichting namens welke bestuurder optrad geen inkomsten en ook geen bankrekening had, oordeelt ook het hof dat de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt wegens onzorgvuldige taakuitoefening. 28-01-2025
- Gerechtshof Amsterdam De curator vordert betaling van het boedeltekort van een bestuurder op grond van artikel 2:9 BW. Het hof volgt het oordeel van de rechtbank grotendeels en acht de bestuurder aansprakelijk. Met name wordt hem aangerekend dat hij betalingen deed aan aan hem gelieerde vennootschappen zonder acht te slaan op het belang van de vennootschap bij een te sluiten schuldeisersakkoord. 21-01-2025
- Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam OK; enquête. Een aandeelhouder die 10% van de aandelen houdt in een vennootschap verzoekt om een enquêteprocedure naar het beleid en de gang van zaken binnen de vennootschap. De overige aandeelhouders hebben naar het oordeel van de OK met een tegenstrijdig belang gehandeld en hebben diverse zaken voor zowel de 10%-aandeelhouder als de OK niet kunnen verduidelijken. De OK beveelt een onderzoek en benoemt een onafhankelijke derde als bestuurder met een beslissende stem. Het verzoek tot het treffen van de overige onmiddellijke voorzieningen wordt afgewezen. 09-01-2025
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch De feitelijk bestuurder c.q. feitelijk beleidsbepaler van een vastgoedonderneming laat de facturen van een door de vastgoedonderneming ingeschakelde advocaat onbetaald. Het advocatenkantoor dagvaardt zowel de vastgoedonderneming als de feitelijk bestuurder en vordert betaling van een bedrag ter hoogte van de openstaande facturen voor de door de advocaat verrichte werkzaamheden. In eerste aanleg wordt alleen de vastgoedonderneming veroordeeld tot betaling. Het hof oordeelt in hoger beroep dat ook de feitelijk bestuurder op grond van onrechtmatig handelen aansprakelijk is voor de hoogte van de openstaande facturen. Het hof past de maatstaf uit het arrest Ontvanger/Roelofsen toe en komt, anders dan de rechtbank, tot het oordeel dat de feitelijk bestuurder een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt dat de vastgoedonderneming de overeenkomst van opdracht met de advocaat niet is nagekomen. Redengevend daartoe is onder meer het feit dat de feitelijk bestuurder bij herhaling namens de vastgoedonderneming heeft toegezegd tot betaling te zullen overgaan. Naar het oordeel van het hof heeft de feitelijk bestuurder c.q. feitelijk beleidsbepaler zodoende bewust een toestand bewerkstelligd waarin de opeisbare schuld aan het advocatenkantoor onvoldaan bleef. Daarmee was er sprake van als onrechtmatig aan te merken betalingsonwil zijdens de feitelijk bestuurder. 19-11-2024
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Opdrachtgevers stellen een vordering uit hoofde van schadevergoeding te hebben op een vennootschap die door turboliquidatie is opgehouden te bestaan. Zij verzoeken de heropening van de vereffening. De rechtbank wees het verzoek af, onder meer omdat een mogelijk succesvol beroep op artikel 2:248 lid 2 BW geen potentiële bate is waarop een vereffenaar een beroep kan doen. In hoger beroep stellen de opdrachtgevers daartegen geen grieven in, maar werpen zij het bestaan van andere baten op, waaronder hun proceskostenveroordeling in eerste aanleg. Het hoger beroep is niet succesvol, omdat zowel het bestaan van een vordering als van een relevante bate niet voldoende aannemelijk is gemaakt. 14-11-2024
- Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam OK; enquête. Verzoekster vraagt de OK inzage te verstrekken in het onderzoeksverslag over het beleid en de gang van zaken binnen Centric. Verzoekster stelt redelijk belang te hebben bij inzage, nu zij eventuele aansprakelijkheidsclaims in kaart wil brengen, inzicht wil in de rol die haar ex-partner heeft gespeeld in het beslag dat ten laste van haar is gelegd, en eventuele onjuistheden in het verslag wil rechtzetten. De OK wijst het verzoek tot inzage af, nu uit de door verzoekster aangevoerde overwegingen geen redelijk belang volgt. De OK gaat in op de reikwijdte van inzage in onderzoeksverslagen in het kader van het enquêterecht en beslist dat de vertrouwelijkheid in dit geval zwaarder weegt. 08-11-2024
- Gerechtshof Amsterdam Een kort geleden opgerichte vennootschap heeft dringend een kapitaalverhoging nodig. De vennootschap besluit, na een daartoe strekkende statutenwijziging, tot uitgifte aan nieuwe investeerders van een nieuw soort aandelen waaraan bijzondere zeggenschapsrechten zijn verbonden, onder uitsluiting van het voorkeursrecht van de bestaande aandeelhouders. Bij de statutenwijziging wordt ook een kwaliteitseis voor haar aandeelhouders ingevoerd. Bij de uitgifte wordt het voorkeursrecht van de bestaande aandeelhouders uitgesloten (art. 2:206a lid 1 BW). Een van de bestaande aandeelhouders (appellante) stelt zich op het standpunt dat de uitsluiting van haar voorkeursrecht in strijd is met het gelijkheidsbeginsel (art. 2:201 lid 2 BW) en de redelijkheid en billijkheid (art. 2:8 BW) en leidt tot een verwatering van haar aandelenbelang die in strijd is met artikel 1 EP EVRM. Ook stelt zij dat de kwaliteitseis niet aan haar mag worden gesteld nu zij tegen de desbetreffende statutenwijziging heeft gestemd (art. 2:192 lid 1). De rechtbank heeft de vorderingen van appellante als eiseres afgewezen. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank voor zover het ziet op de tegenwerping van de kwaliteitseis. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank voor het overige. 18-06-2024
Rechtbank
- Rechtbank Gelderland De ex-vrouw van de bestuurder van een failliete bv heeft via een ABC-transactie aandelen overgenomen in dochtervennootschappen van de bv. Schuldeisers zijn hierdoor benadeeld, omdat bij de eerste transactie de koopprijs werd verrekend. De vrouw was bij deze transactie echter niet betrokken en was hiervan ook niet op de hoogte. Zij heeft daarom niet onrechtmatig gehandeld tegenover de gezamenlijke schuldeisers. De curator stelt wel met succes dat 50% van een vergoeding voor de overdracht van een economisch eigendom toekomt aan de bestuurder. Dit betekent dat de curator zich hierop kan verhalen, nu de bestuurder in eerste aanleg aansprakelijk is gehouden voor het boedeltekort. 08-01-2025
- Rechtbank Rotterdam Dankzij de stem van de meerderheidsaandeelhouder (50,25%) wordt – met gewone meerderheid van stemmen – besloten tot ontbinding van de vennootschap. De minderheidsaandeelhouder (49,75%) vordert onder verwijzing naar de aandeelhoudersovereenkomst vernietiging van dit besluit op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW, nu de aandeelhoudersovereenkomst een versterkte meerderheid van 60% voor een ontbindingsbesluit vereist. De rechtbank wijst de vordering toe en vernietigt het ontbindingsbesluit. Zij passeert daarmee het verweer dat recent gewijzigde statuten deze versterkte meerderheid niet meer vereisen. 20-11-2024
- Rechtbank Rotterdam De voormalig aandeelhouder/bestuurder van een ontbonden vennootschap verzoekt een verklaring voor recht dat de vennootschap niet is ontbonden. Hoewel de bestuurder bekend was met het feit dat er nog een batig banksaldo aanwezig was, heeft zij een zogenoemde turboliquidatie (art. 2:19 lid 4 BW) ingeschreven in het handelsregister, waarna de bestuurder geen toegang meer had tot het banksaldo. De rechtbank heeft de bestuurder geschreven dat zij het verzoek zo begrijpt dat een verklaring wordt gewenst dat de vennootschap is blijven voortbestaan (art. 2:19 lid 5 BW) wegens het bestaan van een bate, waarbij de rechtbank heeft aangegeven voorlopig van oordeel te zijn dat de vennootschap wel is ontbonden en dat herroeping van de ontbinding niet wordt verzocht. De bestuurder verzoekt vervolgens primair een verklaring voor recht dat de vennootschap niet is ontbonden en subsidiair herroeping van de ontbinding. De rechtbank wijst beide verzoeken af omdat uit de wet niet volgt dat door het voortbestaan wegens baten de vennootschap ook niet ontbonden zou zijn en omdat niet is voldaan aan de strenge vereisten die aan herroeping van een ontbindingsbesluit worden gesteld. De rechtbank merkt nog op dat een nieuw verzoek tot een verklaring voor recht dat de vennootschap is blijven voortbestaan in de zin van artikel 2:19 lid 5 BW nog steeds mogelijk is. 07-11-2024