Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten/Bestuurders uitzendbureaus

De (voormalig) bestuurders van twee uitzendbureaus, waarvan er een door middel van turboliquidatie is opgehouden te bestaan, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de vorderingen van Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten over de naleving van de cao, aangezien de uitzendbureaus niet aan hun verplichtingen uit hoofde van de cao hebben voldaan en onvoldoende hebben meegewerkt aan een onderzoek daarnaar. De bestuurders treft daarvan een ernstig verwijt.

Enquête Centric (III)

OK; enquête. Een aandeelhouder verzoekt de OK om aan de eerder bij de vennootschap benoemde OK-functionarissen instructies te geven over het uitkeren van dividend, handhaven van de informatieplicht en de voorwaarden voor een mogelijke verkoop. Ook verzoekt de aandeelhouder de OK een onafhankelijke bemiddelaar aan te wijzen om overleg met de OK-functionarissen te begeleiden. De OK wijst de verzoeken af. De functionarissen kunnen en moeten naar het oordeel van de OK zelf beoordelen wat de voorwaarden zijn om dividend uit te kunnen keren, bepaalde informatie te verstrekken of mee te werken aan een verkoop van de aandelen in de vennootschap aan een derde. Het aanwijzen van een mediator is naar het oordeel van de OK alleen zinvol indien alle betrokken partijen hiermee instemmen.

Bestuurder melkveebedrijf niet aansprakelijk na faillissement

Een natuurlijk persoon was tussen 8 januari 2016 en 7 februari 2017 en vanaf 8 september 2017 statutair bestuurder van een vennootschap die een melkveebedrijf dreef. Na faillissement van de vennootschap stelt de curator haar aansprakelijk voor het boedeltekort. Evenals eerder de rechtbank, wijst het hof de vorderingen af. Naar het oordeel van het hof was zij in de tussenliggende periode waarin zij geen statutair bestuurder was, geen feitelijk beleidsbepaler. Er is geen sprake van schending van de boekhoudplicht. De natuurlijke persoon is ook niet aansprakelijkheid voor handelen in verschillende hoedanigheden bij het uitwinnen van pandrechten.

Concernenquête Lightyear

De curator van een gefailleerde bv heeft de OK verzocht om een (concern)enquête te bevelen naar het beleid en de gang van zaken binnen de groep over de periode voorafgaand aan een gedeeltelijke doorstart. De OK oordeelt dat geen van de aangevoerde gronden kan bijdragen aan het oordeel dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken binnen de groep, met uitzondering van het verwijt dat de bv ten onrechte geen zekerheden heeft bedongen voor haar vordering van € 175 miljoen op een groepsvennootschap. Toch wordt het enquêteverzoek als prematuur afgewezen, omdat de curator van de andere failliete groepsvennootschappen en een accountant al onderzoek doen.

Eindarrest in uitstootprocedure tussen aandeelhouders Bloembollenbedrijf Brouwer

OK; geschillenregeling. Deze beschikking van de OK is onderdeel van een langlopend geschil tussen twee aandeelhouders en tevens broers. De OK stelt in haar beschikking de waarde van de aandelen vast die een van de aandeelhouders moet overdragen. De OK neemt daarbij het door de aangewezen deskundige opgestelde rapport in acht en gaat in op de bezwaren die tegen het rapport zijn gemaakt door de aandeelhouders. De OK vernietigt het vonnis waarin de aandelen op nihil zijn gewaardeerd en bepaalt de prijs van de aandelen op € 273.250.

Ontslag bestuurders Monumentenstichting Kasteel Oud-Wassenaar op verzoek OM

De bestuurders van een stichting zijn in eerste aanleg op verzoek van het OM ontslagen uit hun functie wegens onbehoorlijke taakvervulling. In hoger beroep stelt een van de bestuurders dat bij de beoordeling of sprake is van onbehoorlijk bestuur niet enkel moet worden gekeken naar de wettelijke vereisten, maar tevens naar zijn feitelijke werkzaamheden voor de stichting. De andere bestuurder stelt dat hij nog maar kort geleden is toegetreden tot het bestuur en hem daardoor geen verwijt treft. Het hof oordeelt dat beide bestuurders hun taak hebben verwaarloosd door het aangaan van een transactie waarbij sprake was van een tegenstrijdig belang en het niet bijhouden van een deugdelijke administratie.

Bestuurder/New Zeeland B.V. en Continental Shellfish Organisation B.V.

Een voormalig statutair bestuurder dient in persoon een verzoekschrift in met het verzoek de arbeidsovereenkomst te ontbinden onder toekenning van vergoedingen. De kantonrechter oordeelt dat de rechtbank absoluut bevoegd is het verzoekschrift in behandeling te nemen.

Bestuurder/Boele & van Eesteren B.V.

Een statutair bestuurder wordt ontslagen en verzoekt toekenning van een billijke vergoeding, althans schadevergoeding. Het hof oordeelt dat de bestuurder tijdig is geïnformeerd over kritiek op zijn functioneren en dat hem voldoende gelegenheid is gegeven zijn functioneren te verbeteren. De bestuurder heeft geen recht op een billijke vergoeding. Hij heeft echter wel recht op schadevergoeding, nu hij ten onrechte niet als ‘good leaver’ is aangemerkt en vergoeding van winstrechten misloopt.

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens betalingsonwil

Er is in deze zaak sprake van bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW en artikel 2:11 BW ten gevolge van onrechtmatige selectieve betaling. De (in)direct bestuurders wisten of hadden behoren te weten dat de selectieve betaling van crediteuren, het feitelijk staken van de bedrijfsvoering en het prijsgeven van de nog aanwezige vorderingen tot gevolg zou hebben dat de vorderingen van één specifieke crediteur onbetaald zouden blijven en de vennootschap geen verhaal meer zou bieden.

Bilon B.V./Nas Beheer B.V.

Bij de uittreding van een aandeelhouder, moet de aandeelhouder zijn aandelen in de vennootschap verplicht overdragen aan de medeaandeelhouders. De aandeelhoudersovereenkomst bevat de formule voor de waardering van de aandelen. Deze uittredende aandeelhouder vordert dat de stille reserves wel moeten worden betrokken bij de waardebepaling. Het hof gaat hierin mee, omdat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om bij de berekening van de waarde van aandelen de formule onverkort toe te passen, omdat er omstandigheden zijn waardoor het onaanvaardbaar is om een negatieve rentabiliteitswaarde te hanteren bij de berekening van de waarde van de aandelen, aangezien hierdoor een drukkend effect op de waarde van de aandelen plaatsvindt en geen reële prijsbepaling bestaat.