Naar boven ↑
4.207 resultaten

Rechtspraak

OR 2023-0164

Black Forest Invest B.V. c.s./Gooisch Invest B.V. c.s. en MID Healthcare B.V.

Een vennootschap heeft drie aandeelhouders. Als een van die aandeelhouders wordt veroordeeld tot betaling van een groot bedrag aan een derde, draagt hij zijn aandelen over aan een stichting waarvan een medeaandeelhouder bestuurder wordt. Het doel is om te voorkomen dat die derde verhaal kan nemen op de door de veroordeelde aandeelhouder gehouden aandelen in het kapitaal van de vennootschap. Vervolgens zetten de twee medeaandeelhouders, waaronder de bestuurder van de stichting, door hen verstrekte leningen aan de vennootschap om in aandelenkapitaal, waarbij het bedrag van de nominale waarde van de aandelen aanmerkelijk wordt verlaagd. Het belang van de aandeelhouder (thans gehouden door de stichting) verwatert daardoor aanzienlijk, zonder dat daarvoor een objectieve noodzaak bestaat. De stichting wordt vervolgens op eigen aangifte failliet verklaard. De aandeelhouder stelt de bestuurder van de stichting aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad. De rechtbank wijst de vordering af vanwege onvoldoende motivering, maar het hof wijst de vordering toe. Het hof stelt vast dat er ten tijde van de omzetting van de leningen en de kapitaalvermindering geen nieuw geld beschikbaar kwam voor de vennootschap. Zonder andere redenen bestond hierdoor volgens het hof geen objectieve noodzaak voor de omzetting van de leningen in aandelenkapitaal en de daaropvolgende kapitaalvermindering, terwijl het belang van de stichting daardoor zou verwateren, hetgeen weerslag zou hebben op de positie van de aandeelhouder voor wie de aandelen door de stichting werden gehouden. Ook voor de eigen aangifte tot faillissement van de stichting bestond volgens het hof geen objectieve rechtvaardiging. Het hof komt tot de conclusie dat de bestuurder van de stichting onrechtmatig jegens de aandeelhouder heeft gehandeld, maar de aandeelhouder heeft nog niet aannemelijk gemaakt dat hij daardoor schade heeft geleden. De aandeelhouder wordt daarom door het hof in de gelegenheid gesteld om de hoogte van de door hem geleden schade bij akte te onderbouwen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21-03-2023

Rechtspraak

OR 2023-0165

Bestuurdersaansprakelijkheid; geen ernstig verwijt van bestuurders vanwege de samenwerking tussen (de aandeelhouder van) eisers en gedaagden

Twee personen werken samen in meerdere projecten voor het verkrijgen en exploiteren van hotels. Zij gebruiken daarbij hun eigen vennootschappen voor het bereiken van persoonlijk gewin. Een van hen financiert de projecten en zet op een gegeven moment de financiering stop. Als gevolg daarvan wordt de ander gedwongen financiering te regelen vanuit zijn eigen vennootschappen en kunnen die vennootschappen niet meer aan hun verplichtingen voldoen jegens de vennootschappen van degene die de projecten voorheen financierde. Laatstgenoemde vennootschappen stellen de ander en zijn medebestuurder van zijn vennootschappen hiervoor persoonlijk aansprakelijk. Zowel de rechtbank als het hof wijzen deze vordering af. Het hof baseert dit oordeel op het feit dat beide personen hun vennootschappen puur als instrument hebben gebruikt voor persoonlijk gewin, zonder zich te laten leiden door overwegingen van enig vennootschappelijk belang. Binnen de samenwerking heeft de ene partner een machtspositie als gevolg van de door hem geregelde financiering. Volgens het hof was voor hem voorzienbaar dat het stopzetten van de financiering de ander in een riskante positie zou brengen en was het dus kennelijk een bewuste keuze geweest om de ander in die riskante positie te brengen. Het was voor de financierende partner te voorzien dat de ander financiering nodig zou hebben. Aan die ander valt dan ook naar het oordeel van het hof geen persoonlijk ernstig verwijt te maken. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 11-07-2023

Rechtspraak

OR 2023-0163

Ortiz Aldana q.q./Bestuurder en zijn opvolger van een failliete vennootschap

De curator van een failliete vennootschap stelt de bestuurders aansprakelijk ex artikel 2:248 BW wegens schending van de administratie- en publicatieplicht, fraude met NOW-voorschotten en bevoordeling van zichzelf ten koste van andere schuldeisers. Hoewel de bestuurder aanvoert dat de coronapandemie het faillissement heeft veroorzaakt, gaat de rechtbank hier niet in mee omdat de vennootschap voorafgaand aan de pandemie al grote schuldposities had. De bestuurder wordt bovendien ook aansprakelijk gehouden voor de periode na zijn aftreden, omdat zijn opvolger een stroman was en de oorspronkelijke bestuurder zonder inmenging van zijn opvolger het beleid bepaalde. De rechtbank verklaart voor recht dat de bestuurder aansprakelijk is wegens onbehoorlijk bestuur en veroordeelt hem tot betaling van het boedeltekort. De bestuurder roept zijn opvolger in vrijwaring op en stelt dat hij medeaansprakelijk is. De rechtbank erkent dit gedeeltelijk, maar oordeelt dat het onbehoorlijke bestuur met name plaatsvond tijdens het bestuur van de bestuurder. Een beroep van de opvolger op een taakverdeling mag hem niet baten, omdat een taakverdeling hem niet kan ontslaan van de verplichting om de kerntaken van het bestuur te vervullen. De rechtbank veroordeelt de opvolger tot betaling van 25% van het boedeltekort aan de oorspronkelijke bestuurder.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 03-05-2023

Rechtspraak

OR 2023-0162

Samsen q.q./(Middellijk) bestuurders ClickConcepts B.V. (in faillissement)

De curator van een failliete vennootschap spreekt de bestuurder en middellijk bestuurder van de failliete vennootschap aan voor het faillissementstekort wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur. De curator doet dat wegens schending van de boekhoudplicht en de publicatieplicht. Daarnaast stelt de curator de bestuurder en middellijk bestuurder aansprakelijk omdat de bestuurder met de overdracht van de activa van drie dochtervennootschappen paulianeus zou hebben gehandeld ex artikel 2:248 lid 9 BW. De verhaalsmogelijkheden van de curator zouden daarmee bewust zijn verminderd. De rechtbank stelt de curator in het gelijk met betrekking tot het kennelijk onbehoorlijk bestuur. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het bestuur niet voldaan aan de boekhoud- en publicatieplicht en niet aannemelijk gemaakt dat andere feiten en omstandigheden dan het onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest. Het bewijsvermoeden dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement, is daardoor niet ontzenuwd. De rechtbank wijst de vordering ten aanzien van de bestuurderspauliana af omdat, anders dan de curator stelde, wel degelijk een marktconforme prijs is betaald voor de overgedragen activa en er bovendien geen sprake was van handelen van de bestuurder maar van handelen van zijn dochtervennootschappen.
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 07-06-2023