Naar boven ↑
4.214 resultaten

Rechtspraak

OR 2023-0021

Bestuurder van een crediteur van failliete Beryl Personeel B.V./Dulack q.q.

Een vennootschap komt in de financiële problemen door een aandeelhoudersruzie. De bestuurder probeert de vennootschap te redden, maar uiteindelijk lukt dat niet en de vennootschap gaat failliet. Een uitlener die personeel heeft uitgeleend aan de vennootschap, gaat zelf ook failliet. De curator q.q. van de uitlener stelt de bestuurder van de vennootschap aansprakelijk wegens voortzetting van de uitleenovereenkomst en het aangaan van een nieuwe overeenkomst met de uitlener, wetende dat de vennootschap die overeenkomst niet na zal kunnen komen en geen verhaal zal bieden voor de dientengevolge geleden schade. Ook verwijt de curator q.q. van de uitlener de bestuurder dat hij hem niet heeft geïnformeerd over de slechte financiële situatie. De rechtbank wijst in eerste instantie de vordering van de curator q.q. toe wegens schending van de Beklamelnorm en veroordeelt de bestuurder van de failliete vennootschap tot betaling van het totaalbedrag van openstaande facturen aan de uitlener. De bestuurder gaat met succes in hoger beroep. Uit verschillende omstandigheden blijkt volgens het hof dat de bestuurder zelf nog vertrouwen had in de kans van slagen van de reddingspoging, onder andere omdat hij nog een lening verstrekt aan de vennootschap en zijn eigen vorderingen op de vennootschap uit hoofde van een management- en een huurovereenkomst niet int. Ook anderen hadden nog vertrouwen, zo blijkt bijvoorbeeld uit de prijs die de compagnon van de bestuurder vraagt voor zijn aandelen en het feit dat er serieuze gesprekken zijn gevoerd met een potentiële nieuwe investeerder. Daarnaast blijkt uit correspondentie dat de bestuurder Beryl wel heeft geïnformeerd over de financiële situatie en Beryl er zelf mee heeft ingestemd om de rechtsverhouding voort te zetten. Hoewel achteraf beschouwd het voortzetten van de onderneming niet de juiste keuze is geweest, kan naar het oordeel van het hof in de gegeven omstandigheden van het geval de bestuurder daarvan geen persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt, gezien de aan een bestuurder toekomende ruimte om een reddingspoging te doen. Het gerechtshof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vordering van de curator q.q. af.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-12-2022

Rechtspraak

OR 2023-0022

Uitkoopprocedure voor aandelen in gezamenlijk bedrijf van gescheiden echtpaar

Een echtpaar exploiteert een horecaonderneming via een besloten vennootschap. De man houdt de meerderheid van de aandelen in het kapitaal van de vennootschap, de vrouw houdt het restant van de aandelen. Na het uitspreken van een echtscheiding door de rechter, start de man een uitkoopprocedure tegen zijn ex-vrouw ter zake van de aandelen die zij houdt in het kapitaal van de vennootschap. De vrouw betwist de door de man gestelde waarde van de aandelen en vordert in reconventie dat de waarde van de aandelen hoger wordt vastgesteld. Zij stelt dat zij ernstige stoffelijke schade zal lijden als de uitkoopvordering wordt toegewezen, wat reden zou zijn voor afwijzing van de uitkoopvordering ex artikel 2:201a lid 4 BW. Daarnaast stelt de vrouw een vordering in tot inzage van bepaalde stukken op grond van artikel 843a Rv. De OK overweegt dat de enkele omstandigheid dat de vast te stellen uitkoopprijs in de ogen van de vrouw te laag is, niet maakt dat sprake is van ernstige stoffelijke schade in de zin van artikel 2:201a lid 4 BW. De vrouw verzet zich op zichzelf niet tegen de overdracht van de aandelen, reden waarom de OK de uitkoopvordering in beginsel toewijst. De OK komt in dit tussenarrest tot het oordeel dat de prijs van de aandelen op basis van de overgelegde stukken niet kan worden vastgesteld en gelast een deskundigenonderzoek. Omdat de deskundige toegang heeft tot de stukken die de vrouw vordert, had de vrouw beter moeten onderbouwen wat haar belang was bij haar 843a-vordering. Die vordering wordt dan ook afgewezen. De kosten voor het deskundigenonderzoek komen voor rekening van de man. Iedere verdere beslissing wordt door de OK aangehouden.
Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 14-06-2022