Naar boven ↑
4.214 resultaten

Rechtspraak

OR 2023-0013

Enquête Willibrordushof Projectontwikkeling B.V.

OK; enquête. In deze zaak wordt een onderzoek naar de gang van zaken verzocht bij een vennootschap die zich bezighoudt met het ontwikkelen en exploiteren van vastgoed. De vennootschap heeft twee aandeelhouders die beide ook bestuurder zijn. Een van de twee bestuurders wordt buiten de besluitvorming gehouden, terwijl de andere bestuurder transacties verricht met een ogenschijnlijk tegenstrijdig belang, waardoor de vennootschap naar het voorlopig oordeel van de OK een corporate opportunity is ontnomen. Het gaat daarbij om de aankoop door de bestuurder van een perceel, terwijl de herontwikkeling van dat perceel deel uitmaakte van een project dat de vennootschap ontwikkelde. Diverse kosten die betrekking hebben op het perceel, zijn vervolgens wel ten laste van de vennootschap gebracht. Ook heeft de vennootschap, daarbij vertegenwoordigd door de bestuurder die de verzoekende bestuurder onvoldoende betrekt, twee van de door de vennootschap ontwikkelde percelen tegen zeer gunstige voorwaarden verkocht aan familieleden, zonder dat de aandeelhoudersvergadering van de vennootschap daarvan op de hoogte is gesteld. Naar zeggen van de verzoekende bestuurder worden door hem gedane voorstellen voor agendapunten niet op de agenda van de algemene vergadering geplaatst en wordt aan hem stelselmatig informatie onthouden. Het voorgaande getuigt volgens de OK van een verstoorde verhouding tussen de bestuurders, zowel in hun hoedanigheid van aandeelhouder als in die van bestuurder. Als gevolg van de verstoorde verhouding wordt de benodigde besluitvorming van de gezamenlijk bevoegde bestuurders belet en heeft de verzoekende bestuurder, ondanks dat hij bestuurder is, geen toegang tot de administratie en de bankrekeningen van de vennootschap. Nu geen verweer wordt gevoerd, acht de OK daarmee voldoende gronden aanwezig om te twijfelen aan een juist beleid en de juiste gang van zaken en wordt een onderzoek bevolen.
Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 27-10-2022

Rechtspraak

OR 2023-0011

Bestuurder Genmed Holding Corporation/Obligatiehouders

Een bestuurder geeft brochures uit voor de uitgifte van obligaties waarin onjuiste informatie blijkt te staan. Enkele obligatiehouders spreken hem aan voor de daardoor door hen geleden schade. Zowel de rechtbank als het hof wijzen de vordering van de obligatiehouders toe en oordelen dat de brochures misleidende mededelingen bevatten en dat de bestuurder in verband daarmee persoonlijk aansprakelijk is jegens de obligatiehouders. Het gaat hier om een specifiek geval van bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 6:162 BW: een bestuurder brengt misleidende informatie over de toestand van de vennootschap naar buiten, waarbij beleggers op basis van die onjuiste informatie transacties hebben verricht die uiteindelijk slecht zijn uitgepakt. A-G Lindenbergh bespreekt dat in zo’n geval voorzienbaarheid in twee opzichten van betekenis is bij de toetsing aan de ernstigverwijtmaatstaf. Ten eerste (i) dat de onjuistheid en/of onvolledigheid van de mededeling bij de bestuurder bekend is (althans moet zijn) en die mededeling van zodanige aard is dat voorzienbaar is dat een schuldeiser hierdoor een misleidende voorstelling van zaken wordt geboden; en (ii) dat het voor de bestuurder voorzienbaar is dat beleggers nadeel door zijn mededeling kunnen ondervinden. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep nu de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof, en doet de zaak af met toepassing van artikel 81 RO, overeenkomstig de conclusie van A-G Lindenbergh.
Hoge Raad, 11-11-2022

Rechtspraak

OR 2023-0010

Enquête Vermeulen Food Group B.V.

OK; enquête. Centraal in deze beschikking staat de verstoorde verhouding tussen twee broers en de nadelige gevolgen daarvan op de holding van de door hen gezamenlijk gedreven onderneming. De zaak ligt voor bij de OK. In de eerstefasebeschikking van de OK is beslist dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken bij de onderneming en worden er tijdelijke voorzieningen getroffen. Vervolgens wordt in de tweedefasebeschikking vastgesteld dat er sprake is van wanbeleid, waarvoor een van de broers verantwoordelijk wordt gehouden. Het oordeel van wanbeleid volgt niet uit geconstateerde misstanden bij de holding, zoals de ene broer had gesteld, maar wegens de verslechterde verhouding tussen de broers. Het is nu juist de broer die stelde dat er sprake was van misstanden, die door de OK verantwoordelijk wordt gehouden voor de verslechterde verhouding en dus voor het wanbeleid. Die verslechterde verhouding leidde tot nadelige gevolgen voor de holding, namelijk (1) het ontbrak aan constructief overleg, (2) er ontstond een patstelling in het bestuur en (3) uiteindelijk werd de kredietrelatie door de huisbankier opgezegd. Tot slot worden er door de OK eindvoorzieningen getroffen. De OK ontslaat de voor het wanbeleid verantwoordelijke broer als bestuurder van de holding en hij wordt veroordeeld in de onderzoekskosten. Daarnaast zal de holding worden ontbonden, nu die op het moment van de beschikking geen activiteiten meer heeft en dus de belangen van de aandeelhouders en het openbaar belang zich hier niet tegen verzetten. Opvallend is dat de OK aan deze broer ook een verbod oplegt tot het doen van lasterlijke, smadelijke of beledigende uitlatingen over OK-functionarissen, bijvoorbeeld op sociale media, en een contactverbod met de OK-functionarissen, met uitzondering van contact door tussenkomst van een in Nederland op het tableau ingeschreven advocaat of ter gelegenheid van enige nog te houden aandeelhoudersvergadering.
Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 16-11-2022