Naar boven ↑
4.214 resultaten

Rechtspraak

OR 2022-0231

Drents Overijsselse Coöperatie Kaas U.A./Melkveehouders

Er ontstaat een geschil tussen een coöperatie en een deel van haar leden ten aanzien van de volgende drie aspecten: (1) het door de leden verschuldigd zijn van een in de statuten opgenomen uittreedvergoeding wegens het niet in acht nemen van de statutaire opzegtermijn bij opzegging van het lidmaatschap; (2) het door de coöperatie verrekenen dan wel niet toekennen van een in verband met een fusie van de coöperatie met een andere rechtspersoon aan de leden toegekende extra vergoeding; en (3) het door de coöperatie aan bepaalde leden onthouden van een prijsverhoging van melk. Zowel de rechtbank als het hof oordelen dat de coöperatie recht had op de uittreedvergoeding en dat zij dus die vergoeding in mindering mocht brengen op het door haar aan haar leden verschuldigde melkgeld. Echter, de rechtbank en het hof oordelen dat de coöperatie niet over mocht gaan tot het verrekenen met het melkgeld dan wel niet uitbetalen van de extra vergoeding in verband met de fusie, nu hiervoor geen statutaire basis bestond. Het moeten terugbetalen van die extra vergoeding, omdat de leden die die vergoeding hadden ontvangen na de fusie te kort na de fusie lid waren gebleven, is immers een verplichting die op de leden wordt gelegd. Zo’n verplichting vereist een statutaire basis, die in casu ontbreekt. Tot slot oordelen de rechtbank en het hof dat de coöperatie de prijsverhoging niet aan sommige leden had mogen onthouden, nu in de statuten en het reglement geen aanknopingspunt te vinden is voor een ongelijke vergoeding en dit op gespannen voet staat met het uit artikel 2:8 lid 1 BW voortvloeiende beginsel dat leden die zich in gelijke omstandigheden bevinden, gelijk moeten worden behandeld.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-09-2022