Naar boven ↑
4.214 resultaten

Rechtspraak

OR 2022-0220

Windward Holding B.V. c.s./Shanghai Junzheng Logistics Co. c.s.

Deze procedure betreft een geschil tussen twee aandeelhouders van een vennootschap. Een van de aandeelhouders heeft eerder een deel van zijn aandelen in het kapitaal van de vennootschap verkocht aan de andere aandeelhouder en daarbij is uitgestelde betaling van een deel van de koopsom voor de aandelen overeengekomen. Centraal staat de vraag of het uitgestelde deel van de koopsom betaald moet worden door de kopende aandeelhouder aan de verkopende aandeelhouder of dat conform de gemaakte afspraken dat deel bij wijze van kapitaalinjectie in de vennootschap gestort mag worden. De rechtbank overweegt kort gezegd dat de in dat kader gemaakte afspraken niet vernietigbaar zijn wegens misbruik van omstandigheden en dat het aandeelhoudersbesluit waarbij besloten is tot de kapitaalinjectie evenmin vernietigbaar is. Dit heeft tot gevolg dat de verkopende aandeelhouder geen aanspraak kan maken op betaling van een eerste nabetaling, waarvoor al het voormelde aandeelhoudersbesluit tot kapitaalinjectie is genomen, maar wel op betaling van een (thans opeisbare) tweede nabetaling, nu daarvoor (nog) geen kapitaalinjectiebesluit is genomen door de algemene vergadering van de vennootschap. Verder wijst de rechtbank een vordering tot uittreding af wegens (onder meer) onvoldoende onderbouwing en oordeelt zij dat er ook geen grond is voor vergoeding van afgeleide schade.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 13-07-2022

Rechtspraak

OR 2022-0215

Enquête Esperaza Holding B.V.

OK; enquête. De geschorste bestuurder en de door beheer getroffen aandeelhouder gaan in cassatie tegen de beschikking van de OK, waarbij een onderzoek is gelast maar het beleid en de gang van zaken van de vennootschap, bij wijze van onmiddellijke voorziening de desbetreffende bestuurder is geschorst, een bestuurder is benoemd met beslissende stem en exclusieve vertegenwoordigingsbevoegdheid, en de aandelen van de minderheidsaandeelhouder ten titel van beheer zijn overgedragen. In cassatie klagen de geschorste bestuurder en de door beheer getroffen aandeelhouder onder andere over het oordeel van de OK over de ontvankelijkheid van het enquêteverzoek. De vennootschap zou niet rechtsgeldig zijn vertegenwoordigd bij de indiening van het enquêteverzoek en de meerderheidsaandeelhouder zou in strijd met artikel 2:349 lid 1 BW haar bezwaren niet tevoren kenbaar hebben gemaakt. De conclusie van A-G Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De A-G concludeert dat de OK geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat een andere opvatting waarbij de geschorste bestuurder de facto steeds zou kunnen verhinderen dat een onderzoek naar (onder meer) zijn eigen rol en handelen kan plaatsvinden, te zeer afbreuk zou doen aan een effectieve werking van het enquêterecht. De A-G concludeert verder dat het bepaalde in artikel 2:349 lid 1 BW inzake niet-ontvankelijkheid niet van toepassing is indien het verzoek is gedaan door de rechtspersoon. Alleen de rechtspersoon komt een beroep toe op de niet-ontvankelijkheidsgrond van artikel 2:349 lid 1 eerste zin BW. De Hoge Raad volgt de conclusie van de A-G, verwerpt het cassatieberoep en doet de zaak af met toepassing van artikel 81 RO.
Hoge Raad, 22-04-2022