Uitgetreden vennoot/Overige vennoten van een vof
Een uitgetreden vennoot van een vof stelt recht te hebben op 25% van de winst en 25% van het vennootschapsvermogen van de vof. Volgens de uitgetreden vennoot bestond er tussen de vennoten een vennootschappelijke goederengemeenschap, op grond waarvan hij een aanspraak kon ontlenen op een uitkering in geld wegens onderbedeling. Volgens het hof is echter niet gebleken van feiten of omstandigheden waaruit zou volgen dat de vennoten van de vof bij de oprichting hiervan goederen tot hun gemeenschappelijk eigendom hebben gemaakt. De uitgetreden vennoot heeft daarom geen aanspraak op de andere vennoten uit hoofde van een ontbonden gemeenschap. Aangezien de vennoten niet zijn overeengekomen wat het aandeel van de vennoten in het vennootschapsvermogen is, moet dit volgens het hof worden bepaald door de inbreng van de vennoten in de vennootschap en de grondslag waarop zij delen in de winst. De vennoten waren geen specifieke winstverdeling overeengekomen, waardoor zij op grond van artikel 7A:1670 BW evenredig aan hun inbreng in de winst delen. De andere vennoten hebben de uitgetreden vennoot aangeboden de waarde van zijn inbreng te betalen. Op meer heeft de uitgetreden vennoot geen recht, dus ook op dit punt heeft hij niets van de andere vennoten te vorderen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 27-07-2021